Hoofdstuk 8

201 18 2
                                    

POV Alyce

De volgende ochtend had ik al ontbeten voordat mijn ouders wakker werden. Ik had bijna niet geslapen en mijn lichaam voelde vermoeid, maar mijn gedachtes hielden niet op met rondtollen in mijn hoofd. De beelden die ik zag als ik mijn ogen sloot hielden niet op.

Vanuit mijn raam had ik gisteravond gezien hoe Javen mijn plek aan de rand van het zwembad over had genomen. Ook hij had zijn voeten in het water laten bungelen. Zijn schouders waren gebogen en hij staarde naar het water.

Hij was inderdaad gebroken. Ik wist wel zeker dat zijn ervaring heftiger was geweest dan de mijne. Dat zijn trauma heftiger was dan de mijne. Alleen dat ik iets minder gebroken was, betekende niet dat ik hem kon helpen.

Ik pakte stilletjes mijn tas in en vertrok naar het strand.

Zoals gehoopt was het strand leeg. Het was te vroeg in de ochtend voor bezoekers van buitenaf. De andere huurders van de appartementen had ik hier nog niet gezien.

Ik legde mijn handdoek en spullen neer, waarna ik mijn jurk over mijn hoofd trok en naar het water liep. Het water was lauw en streelde zacht over mijn voeten. Ik zuchtte en sloot mijn ogen. De zee wist mijn malende gedachtes altijd naar de achtergrond te duwen.

Ik liep nog verder het water in. Het water bereikte mijn bovenbenen, bedekte alles wat ik wilde bedekken. Ik nam een grote hap lucht en dook het water in. Ik genoot van de stilte onder water.

De zon scheen fel in mijn gezicht toen ik boven kwam. Het zoute water droop over mijn gezicht en ik proefde het in mijn mond. De zachte wind die er stond koelde me af.

Wat was ik aan het doen?

Javen had mijn ogen geopend. Het was pijnlijk om geconfronteerd te worden met iemand, op wie je eigenlijk wel leek. Hij sloot zich op in zijn kamer, maar ik sloot mezelf op in mijn hoofd. Ik hield mensen buiten, omdat ik niet wilde dat ze de gebroken stukjes van me zagen. Ik deed eigenlijk precies hetzelfde als hij, maar dan zagen anderen het niet.

Dat was geen leven, toch?

~

Ik stond weer voor zijn deur. Net zoals de vorige keer klopte ik aan. Deze keer hoorde ik geen reactie die hoogstwaarschijnlijk was bedoeld voor zijn vader. Ik hoorde geschuifel aan de andere kant van de deur, tot deze krakend opende.

Javen stond voor me. Zijn ogen waren nog holler dan gisteren. Zijn schouders opnieuw gebogen en zonder energie in zijn houding. Gisteren werd hij aangewakkerd door de woede van mijn vreselijk ongepaste bezoek, maar vandaag was er geen woede om hem energie te geven.

Hij sloot de deur niet meteen voor me dicht, dat verbaasde me.

'Ik snap wat je probeert,' begon hij. Deze keer sprak hij niet met een geïrriteerde toon. Hij klonk rustig. Veel te rustig, alsof hij de strijd tegen zichzelf al jaren geleden had opgegeven. 'Je hebt medelijden met de jongen die in jouw ogen eenzaam is, maar je hebt het fout. Dus Alyce, alsjeblieft laat mij met rust en geniet van je vakantie.' Hij maakte aanstalten de deur te sluiten.

'Wacht,' stamelde ik. Ik legde mijn hand zacht tegen de deur aan om hem tegen te houden, maar hij stopte zelf al. Ik keek in zijn ogen, in de pijn die ik erin zag.

Hij keek vragend naar me, wachtend tot ik door zou spreken. Ik had zelf eigenlijk geen idee wat ik wilde zeggen. Zijn woorden raakten me, maar niet door wat hij zei. Het kwam door hoe hij het zei.

Hij had het echt opgegeven. Hij had zichzelf opgegeven.

'Hoe lang is het geleden dat je een hele nacht hebt geslapen?' hoorde ik mezelf vragen. Ik wist niet eens wat ik zei, pas nadat de woorden mijn mond verlieten.

Javen keek me licht geschokt aan. 'Dat gaat jou niets...'

'Voor mij is het weken,' onderbrak ik hem. Ik hoorde mijn eigen stem breken. 'Weken waarin ik geen hele nacht heb kunnen slapen. Waarin flashbacks me uit mijn slaap rukken, of pijn die er niet is. Dan slaan mijn gedachtes op hol en ik krijg ze niet meer stil.' Ik hapte naar adem. Er ontstond een brok in mijn keel en het voelde alsof er een gewicht op mijn borst lag.

Nooit had ik dit aan iemand verteld. Nu vertelde ik dit aan een vreemde. Waarom? Waarom zou ik hem een stukje van mij geven, als hij duidelijk niet bereid was om hetzelfde te doen?

Javen staarde naar me. Hij beet op de binnenkant van zijn wang, dat zag ik doordat zijn wang licht ingetrokken was. Zijn handen waren gebald tot vuisten. Ze trilden. Hij schudde zijn hoofd. Ik begreep het. Ik begreep de pijn die je ervaarde omdat iemand anders jouw emoties spiegelde, want dat was precies wat hij bij mij deed.

'Ik kan je niet helpen. Ik weet niet wat je denkt, maar wij zijn niet hetzelfde. Jij hoeft mij ook niet helpen,' zei hij, nu was hij weer veranderd in de kille persoon die ik eerder sprak.

Dat deed me pijn. Ik wist niet precies wat ik wilde bereiken toen ik opnieuw de trap op liep naar zijn kamer. Het enige wat ik wist, was dat ik hem wilde helpen. Ik wilde dat iemand mij die hand had uitgestoken, voordat ik mijn pijn voor anderen onzichtbaar maakte.

Nu liet ik die pijn zien. Dit was de reactie die ik kreeg. De precieze reactie waardoor ik deze pijn ooit had opgesloten.

Ik haalde diep adem en knikte. 'Misschien zie je het zelf niet, maar jij moet wel geholpen worden. Je kan hier blijven zitten in zelfmedelijden, maar je leeft. Wees daar dankbaar voor,' snauwde ik hem toe in een opwelling van woede.

Zijn ogen zorgden ervoor dat ik de woorden meteen terug wilde nemen. Die kille houding veranderde in woede.

'Vertrek.' Hij sloeg de deur niet dicht, maar stapte in plaats daarvan dichter naar me toe. Hij stond vlak voor me en ik keek licht omhoog. 'Vertrek en neem al je morele praatjes met je mee. Ik hoef ze niet.'

'Niemand wilt ze,' sprak ik zacht. 'Totdat je ziet hoe erg je jezelf kapot maakt.'

Ik stapte van hem weg, naar de trap. Ik had de trapleuning al vast toen zijn stem me stopte.

'Laat me met rust,' zei hij. Het voelde als een geïrriteerde uitspraak, tot hij het volgende woord uitsprak en zijn stem oversloeg. 'Alsjeblieft.'

Going OutWhere stories live. Discover now