Hoofdstuk 37

133 11 0
                                    

POV Alyce

Er volgde een stilte. Een stilte waarin ik mijn hart kon horen kloppen, zo nerveus voelde ik me. Misschien was hij boos of misschien was hij wel woedend en wilde hij niets meer met me te maken hebben. Ik had hem in de steek gelaten. Ik had hem compleet laten vallen toen de situatie te lastig werd. Ik verdiende alle woede die hij voor me voelde.

'Het is zo goed om je stem te horen,' zei Javen met een zucht van opluchting. Na zijn woorden volgde een zacht lachje, die ik bijna niet oppakte door de telefoon.

Mijn hart miste een slag. Even kon ik de woorden niet vinden om uit te spreken. 'Wat?' stamelde ik.

'Ik heb je gemist Alyce.'

Geen boze woorden. Geen woede. Alles wat ik verwachtte, kwam niet. Hij was zo kalm. Klonk zo liefdevol.

Tranen begonnen in mijn ogen te branden. 'Ik heb jou ook gemist,' stamelde ik terug, tussen de snikken door. Mijn ademhaling werd onrustig en onregelmatig. 'Het spijt me zo Javen. Ik had eerder contact met je op moeten nemen. Het spijt me zo.' Het voelde alsof ik niet genoeg excuses kon aanbieden om de radiostilte goed te maken.

'Je had andere dingen aan je hoofd. Ik begrijp het Alyce, echt waar. Alleen probeer degenen die om je geven niet buiten te sluiten als dingen eng worden. Ik wil er voor je zijn, als je me toelaat.' Er klonk iets van verdriet door in zijn woorden. Misschien omdat een deel van hem zich toch gekwetst voelde om mijn stilte.

'Ik heb je ook nodig,' zei ik zacht tegen hem. Zonder hem had ik dit allemaal nooit aangekund. Hij was de enige reden dat ik nog niet bezig was met het bijeen zoeken van al mijn gebroken stukjes. Hij had ervoor gezorgd dat ik niet uiteen viel. 'Alleen het doet zo veel pijn dat ik hier ben en jij daar.'

Er volgde een korte stilte. Ik hoorde zijn beverige ademhaling. 'Ik weet het Alyce,' zei hij zacht. Ik hoorde hetzelfde gemis in zijn stem als dat ik zelf voelde. 'Zijn je vrienden al terug?'

Ik stond op van de grond en liep naar mijn raam om naar buiten te kijken. Ik keek naar de maan die al zichtbaar was. Cliché zoals ik me voelde, vroeg ik me af of hij misschien nu ook naar de maan keek. Zo ver weg. 'Ja ze zijn terug. Ik ben vandaag bij Ralph geweest.' Ik beet op de binnenkant van mijn wang. Javen leek me niet het jaloerse type, maar het leek me eerlijk om hem dit te vertellen. Ik wilde dat hij wist dat hij me kon vertrouwen, ondanks de kilometers die ons scheidden.

Opnieuw verbaasde hij me met zijn reactie. 'Ik ben blij dat hij er is om je te steunen. Hoe gaat het met je oma?'

'Het gaat al wat beter, maar nog niet zo goed,' antwoordde ik.

'Het spijt me.' Een kleine stilte. 'Hoe gaat het met jou?' Het klonk twijfelend. Het was de vraag die ik mezelf niet had durven stellen de laatste dagen. Hoe ging het met mij? Ik wist niet hoe ik mijn gevoelens moest beschrijven, maar voor Javen kon ik een poging doen.

'Ik ben verdrietig,' antwoordde ik hem. Ik haalde diep adem en hoorde de huivering erin. 'Ik ben bang. Ik ben wanhopig. Ik ben eenzaam. Ik weet het allemaal niet meer.' Het voelde alsof ik de muur af liet brokkelen die ik om mijn eigen emoties had gezet. De muur die ervoor zorgde dat ik al deze emoties niet voelde. Het liet me veilig voelen, maar nu deed Javen dat al voor me. Hij liet me veilig voelen zoals niets of niemand anders dat kon. Allemaal omdat ik wist dat hij niet van me weg zou lopen. Voor hem hoefde die muur niet te bestaan.

'Ik weet dat je hier doorheen komt Alyce,' sprak Javen me streng toe. 'Ik weet dat je hier sterk genoeg voor bent. Je bent zo veel sterker dan dat je zelf denkt. Al die tijd heb je alleen om kunnen gaan met je emoties. Onthoud alsjeblieft dat je nu niet meer alleen bent. Ik ben hier nu, oké?'

Ik veegde de tranen uit mijn ogen en snoof. 'Ik weet het,' stamelde ik terug.

Buiten zag ik onze auto de hoek om rijden. De donkerblauwe auto reed de straat door, parkeerde op onze oprit. Mijn ouders stapten al uit.

'Hoe gaat het daar?' vroeg ik hem. 'Hoe gaat het met jou?'

'Het gaat goed hier,' zei Javen met een optimisme die ik al misschien wel nooit eerder bij hem had gehoord. Hij klonk gelukkig. 'Haley heeft wat nieuwe vriendinnen gemaakt waarmee ze hier vaak afspreekt. Het is fijn om haar weer zo te zien.' Hij klonk niet alleen gelukkig, maar ook opgelucht.

'Doe haar alsjeblieft de groetjes van me,' zei ik tegen hem met een glimlachje op mijn gezicht. 'Ik mis haar.' Haley, het meisje die misschien wel net zo was als ik. Ik was om haar gaan geven als een zusje, ondanks de weinige dagen die we samen hadden doorgebracht.

Javen lachte zacht. 'Ze mist jou ook, maar misschien wilt ze gewoon pindakaas stelen.'

Ik grinnikte. Beneden sloeg de deur dicht en hoorde ik mijn ouders door de gang naar de woonkamer lopen. 'Misschien kan ik wel wat naar jullie opsturen.' Ik beloofde mezelf dat ik dat morgen zou doen.

'Je zou haar niet gelukkiger kunnen maken,' grapte Javen. Zijn toon veranderde, serieuzer. 'Ik weet niet hoe je het hebt gedaan, echt niet. Het gaat zo goed met haar en met pap. We zijn voor het eerst weer echt een familie sinds...' Een hapering. 'Sinds mijn moeder overleed.'

Ik voelde me zo gelukkig voor hem. 'Dat komt echt niet door mij. Dat komt door jou.'

Javen lachte zacht. 'Dat ik hiervoor kan zorgen, komt alleen door jou,' zei hij liefdevol. 'Ik kan niet wachten om je weer te zien.'

'Snel,' beloofde ik hem en mijzelf. 'Ik weet niet hoe, maar snel.'

Going OutWhere stories live. Discover now