Hoofdstuk 13

195 14 0
                                    

POV Alyce

'Wat dacht je ervan om even over het strand te lopen?' stelde ik Javen voor met een kleine glimlach. Het voelde ongemakkelijk, vele malen erger dan onze nachtelijke ontmoetingen. We zouden aan elkaar moeten wennen. Het verbaasde me al dat Javen überhaupt nog met me om wilde gaan. Toch gaf het me iets van opluchting.

Hij keek naar het zwembad. Zijn duim streelde over iets op zijn andere hand. Een driehoek, dat was het vandaag. 'Zie ik je hier over een half uur?' Hij keek me weer aan.

'Ja, prima.'

Hij stond op. Alles aan hem vertelde me dat hij dit net zo ongemakkelijk leek te vinden als ik. We zouden een manier vinden om met elkaar om te gaan. Om elkaar te helpen. Ik keek hem na toen hij terugliep naar de veranda van zijn huis. Hij pakte een bord van de tafel en liep ermee naar binnen. Voor mij was het onwerkelijk om te bedenken dat je hier kon wonen. Het was een geweldige locatie. Voor hem leek dit meer een gevangenis. Zo ver weg van de wereld die hij goed kende.

Ik begreep hem, maar dat was juist de reden dat ik hem misschien verder moest krijgen dan het strand. Ik wilde hem het land laten zien waar ik verliefd op was geworden, maar die hij nog moest leren kennen.

Mijn ouders keken me met een bemoedigende glimlach aan toen ik terug kwam.

'Ik ga naar het strand,' deelde ik hen mee met een twijfelachtige glimlach op mijn gezicht. 'Met Javen.' Het voelde onwerkelijk om dat eraan toe te voegen. Enkele dagen geleden had ik gedacht dat ik al mijn kansen bij hem had verspeeld. Het had pijn gedaan om te denken dat ik hem niet meer zou spreken deze vakantie. Het had me niet de rust gegeven die ik dacht dat het me zou geven.

'Gaat Haley ook mee?' vroeg mijn moeder geïnteresseerd.

Haley. Vandaag was ze naar me toegekomen terwijl ik aan het zwembad zat. Iets wat ik niet van haar had verwacht. Javen trekt zich nog meer terug dan normaal. Dat waren de woorden waar ze mee aankwam. Het is niet jouw schuld, maar alsjeblieft geef hem nog een kans.

Ik had haar in een lichte uitbarsting van schuldgevoel laten weten dat ik hem zo graag wilde helpen, maar dat ik niet wist of het wel het juiste was om te doen. Dat ik niet wist of hij mijn vriendschap nog wel wilde.

Haley was degene die me vertelde dat het niet mijn keuze was.

Vervolgens waren we in een gesprek beland over alles wat we konden bedenken. Ik begreep niet hoe iemand zo vriendelijk en slim als Haley zoveel in de problemen kon belanden. Ze was geweldig gezelschap.

Javens aanwezigheid had me volledig van mijn stuk gebracht.

Alsjeblieft praat met hem. Haley had me aangekeken met zoveel bezorgdheid. Ze gaf om haar broer, meer dan hij waarschijnlijk wist. Onder haar masker ging heel veel bezorgdheid voor hem schuil.

En jij dan? Ik had de woorden al uitgesproken voor ik ze tegen kon houden. Dit was een simpel gesprek, Haley had waarschijnlijk helemaal geen behoefte aan mijn vriendschap.

Tot mijn verbazing glimlachte ze naar me. Ik red me wel, had ze gezegd. Hij niet. Die woorden waren harder aangekomen dan ik verwachtte.

'Nee,' antwoordde ik. 'Misschien later.' Maar er was wel iets waarmee ik haar blij kon maken.

~

Javen stond al te wachten toen ik naar buiten kwam. Hij keek voor zich uit richting de zee, alsof hij overwoog om zich om te draaien en terug naar binnen te lopen.

'Er is geen weg meer terug,' probeerde ik de situatie wat luchtiger te maken.

Hij draaide zich naar me om, met een klein lachje op zijn gezicht. Een lachje die zijn ogen niet bereikte, maar dat hoefde niet. 'Wat heb je allemaal mee?' vroeg hij geamuseerd, kijkend naar de tas die over mijn schouder hing.

'Dat zie je vanzelf wel,' antwoordde ik. Ik liep langs hem heen over het pad dat naar het strand liep.

Hij kwam al snel naast me lopen. Zijn houding leek een spiegel van zijn gedachtes. Zijn stappen niet krachtig, zijn schouders licht gebogen. Er lag niets van trots in. Soms wilde ik dat ik het lef had om mijn eigen verdriet zo achteloos te tonen. Om niet iedere dag op mijn uiterlijk en houding te letten, zodat niemand zou denken dat er iets met me aan de hand was.

Ik wilde de steun en hulp van de mensen om me heen, maar tegelijkertijd wilde ik niet opvallen. Bij Javen voelde het alsof die twee dingen perfect samen kwamen. Hij had begrip voor me zonder echt te weten wat er aan de hand was. Hij beoordeelde me niet en luisterde zonder er echt op in te gaan. Medelijden had hij nooit, dat had ik niet kunnen verdragen.

De eerste aanraking van mijn voeten in het zand was altijd een opluchting, maar deze keer was het anders. Normaal was dat de bevestiging dat ik alleen was, zonder bekenden die zich met me zouden bemoeien. Hoe pijnlijk het ook was om toe te geven, ook zonder mijn ouders en hun verdrietige gezichtsuitdrukkingen. Deze keer was Javen bij me.

We liepen een stukje opzij. Er stonden al genoeg auto's op de parkeerplaats en we zochten een rustige plek tussen de menigte. Het was drukker dan normaal, maar tegelijkertijd betekende dat dat we goed zouden opgaan tussen de mensen. Ik legde mijn handdoek en de tas neer. Javen had gelukkig ook aan een handdoek gedacht en stond er een beetje ongemakkelijk bij.

Ik ging twijfelachtig op mijn handdoek zitten. Hij volgde dat voorbeeld snel. Ik wist niet wat hij hiervan verwachtte, wat ik hiervan verwachtte. Kleine stapjes, vertelde ik mezelf. We hoefden niet snel te gaan.

'Hoelang blijf je nog?' met die woorden doorbrak Javen de stilte.

Het kostte me moeite om niet ineen te krimpen door zijn vraag. Het bevestigde voor me dat ik hier uiteindelijk weer zou vertrekken. 'Nog twee weken.' Ik plukte aan de rand van mijn handdoek. 'Ik waardeer het dat je dit een kans geeft, maar ik wil dat je weet dat ik het je niets verwijt als je besluit me de rug toe te keren.'

Hij staarde voor zich uit richting de zee. Zijn bleke huid leek nog lichter onder de felle zon. Misschien zou hij vandaag eindelijk een beetje kleur kunnen krijgen. 'Dat heb ik overwogen. Meer dan eens,' gaf hij eerlijk toe. 'Ik probeer mezelf te overtuigen dat het beter is om weg te blijven. Wanneer jij vertrekt, zal het ons beiden alleen maar pijn doen.'

Ik sloeg mijn armen om mezelf heen, plots koud ondanks het warme weer. Diezelfde angst voelde ik ook. 'Waarom doe je dat dan niet? Wegblijven?'

Deze keer vond zijn blik de mijne. Er lag verdriet in, maar ook iets van verslagenheid. 'Omdat ik dat niet kan.' Zijn stem klonk vragend. 'Omdat ik je nodig heb. Omdat ik hou van de rust die je me kan bieden.' Hij zuchtte en zijn vingers gleden door het ruwe zand.

Ik knikte. Ik pakte de tas en zette deze voor me. Dit was alle bevestiging die ik nodig had. 'Ik hoop dat je op je zusje lijkt,' zei ik met een lachje.

Javens verwarde blik maakte dat lachje nog wat groter. Uit de tas haalde ik een bakje. Daarin had ik brood met verschillende soorten beleg, waaronder Nederlandse pindakaas wat wij gek genoeg altijd meenamen op vakantie. Mijn vader kon niet zonder, maar had het afgestaan voor Javen en Haley. Ik had de pot al snel na het smeren van de broodjes bij Haley achtergelaten. De blik op haar gezicht was geweldig.

Javen lachte toen ik hem het brood overhandigde. 'Ja,' zei hij zacht, op een bijna dromerige toon. 'Ik lijk wel op mijn zusje.'

Going OutWhere stories live. Discover now