Hoofdstuk 19

171 14 0
                                    

POV Alyce

Ik werd wakker in een lichte kamer. Een kamer die ik na de laatste nachten herkende. De gordijnen waren dicht, maar ze waren niet dik genoeg om al het licht buiten te laten. Thuis haatte ik dat, maar hier was het anders. Hier werd ik niet gewekt door een wekker, maar gewoon door het zonlicht en dat gaf me een kalm gevoel.

De gebeurtenissen van de vorige dag sloegen hard op me in. Ik herinnerde me direct wat er was gebeurd met Marlowe. Ik voelde opnieuw de pijn. Ik herinnerde me hoe me ouders me hadden gevonden nadat ik hen had gebeld. Hoe Javen daar opeens was. Hoe ik tegen hem aan in slaap was gevallen in de auto, waarna ik me niets meer herinner.

Ik schaamde me, ondanks dat ik wist dat hij me niet zou beoordelen. Het laatste wat ik wilde was deze zwakke kant van mij tonen aan hem. We hoorden elkaar sterker te maken, niet te laten instortten. Hoe moest hij nou nog van mij verwachten dat ik zou helpen hem sterker te maken?

Zuchtend reikte ik naar mijn telefoon die naast mijn bed lag. Iemand had het apparaat zelfs in de oplader gedaan, zoals ik iedere nacht deed. Ik trok het kabeltje eruit en opende het scherm. Meerdere appjes van Lela en Ralph stroomden binnen. Mijn aandacht werd enkel getrokken door dat ene appje van Javen: Zie ik je bij het zwembad? Het appje was om negen uur vanochtend verstuurd en het was nu tien uur.

Ik legde mijn telefoon opzij en stapte uit mijn bed. Ik droeg mijn slaapkleding, maar ik herinnerde me totaal niet dat ik me had omgekleed gisteren. Snel kleedde ik me om in mijn bikini en een lange jurk. Ik bond mijn haar in een slordige knot, pakte mijn telefoon en liep de trap af naar beneden.

Mijn ouders vond ik op de veranda. Beiden keken meteen bezorgd op toen ik de schuifdeur opende en de broeierige warmte in stapte.

'Goedemorgen,' zei ik tegen hen. Meteen merkte ik dat mijn stem schor was en daardoor kwam de begroeting er een stuk minder goed uit dan de bedoeling was. Vanaf de veranda keken we uit op het zwembad.

Haley was daar, Javen ook. Ze zaten tegenover elkaar op de ligstoelen. Hij was buiten zonder mij en dat zorgde voor een glimlach op mijn gezicht.

'Hoe gaat het met je lieverd?' vroeg mijn moeder me meteen. Ze wenkte me naar zich toe.

Ik liep op haar af en ging naast haar op de bank zitten. Het ding kraakte protesterend en de kussens veerden mee. 'Prima,' antwoordde ik, hopend dat ze me er niet meer over zouden vragen.

Mijn vader knikte, alsof hij de hint had begrepen. Mijn ouders wisten dat ik niet graag over dit soort dingen sprak en dat ik er uiteindelijk vanzelf wel mee zou komen. 'Javen lijkt je aardig te vinden.' Er lag een vragende toon in zijn stem.

Opnieuw kreeg ik die stomme glimlach op mijn gezicht, maar het gaf me gewoon zoveel opluchting dat ik hem zo zag zitten met zijn zusje. Hij zat met zijn rug naar me toe en had mij nog niet gezien. Hij leek al wat minder dun dan toen we elkaar net leerden kennen. Zijn huid kreeg steeds meer kleur.

'Ik vind hem ook aardig,' voegde ik toe aan mijn vaders opmerking. Ik probeerde niet te reageren op de glimlachjes die ik van mijn ouders ontving. Ze leken opgelucht dat ik iemand als hij had leren kennen, terwijl hij zich waarschijnlijk afvroeg waarom ze opgelucht zouden zijn. Ik wist precies waarom ze opgelucht zouden zijn, want zonder hem was ik nooit zo makkelijk gekalmeerd als gisteren.

Haley kreeg me nu in het oog. Ze keek me bezorgd aan, maar probeerde dat te verhullen. Met een grote glimlach op haar gezicht zwaaide ze naar me. Daarmee trok ik ook de aandacht van Javen, die zich meteen omdraaide.

'Alyce!' riep hij vanaf de plek waar hij zat en hij wenkte me.

Ik keek naar mijn ouders.

'Toe dan,' zei mijn moeder meteen en ze kon haar enthousiasme niet verbergen.

Ik schudde lachend mijn hoofd en stond op. Mijn telefoon liet ik achter bij mijn ouders. Het laatste wat ik nu nodig had was stomme appjes van mijn vrienden. Mijn slippers maakten hevig geluid terwijl ik over de stenen naar het zwembad liep.

'Goedemorgen,' zei ik tegen hen, licht ongemakkelijk. Ik was zeker niet vergeten hoe hulpeloos ik gisteren was geweest en hoe ik tegen Javen's schouder in slaap was gevallen. Ik wist nog steeds niet hoe ik uiteindelijk in mijn kamer terecht was gekomen. Waarschijnlijk hadden mijn ouders daarvoor gezorgd.

Javen schoof opzij en dat nam ik als een suggestie om naast hem te komen zitten. Haley keek me nog altijd aan met die bezorgde ondertoon in haar ogen. Waarschijnlijk was ze ingelicht over wat er was gebeurd.

'Hoe gaat het met je?' vroeg ze.

Ik haalde mijn schouders op en probeerde de vraag zo weg te wuiven. 'Prima.' Ik deed mijn best om niet bot te klinken, want Haley had niets misdaan. Alleen het laatste wat ik wilde was terugdenken aan die hulpeloosheid. Het maakte me zwak.

'Kom.' Javen stond op en wenkte me mee. 'Ik heb nog een activiteit van je tegoed. Gezien jij besloot vandaag uit te slapen, heb ik de taak op me genomen om wat te bedenken.' Hij grinnikte. Zijn hele houding verbaasde me. Het gemak waarmee hij hier zat met zijn zusje, zijn initiatief om iets te gaan doen. Hij was niet meer de Javen die ik leerde kennen, hij was zo veel meer. Wellicht was dit de Javen die hij diep vanbinnen was.

Ik zei Haley gedag en liep achter Javen aan. We liepen over het pad richting de zee en hij had een tas om zijn schouder gehangen. In stilte liepen we, een stilte die ik meer dan ooit waardeerde. Het was alsof hij precies aanvoelde waar ik behoefte aan had op dit moment.

Het warme zand voelde uitnodigend aan mijn voeten. Ik schopte mijn slippers uit en liep verder zonder. Het was rustig vandaag. Ik dacht dat Javen ergens op het strand een plekje zou zoeken, maar hij liep door. We liepen tot ik niet meer wist hoeveel tijd er was verstreken en tot de mensen om ons heen verdwenen.

We liepen tot we uitkwamen bij een grot. Het lag verstopt achter de weinige begroeiing die het strand bezat. Javen duwde zonder twijfels de takken opzij en wenkte me. Onzeker liep ik langs hem heen, door de opening die nu goed zichtbaar was. Ik kwam terecht in een soort tunnel.

'Kom.' Javen stond plots vlak achter me en ik schrok op. Hij lachte. 'Ik ben hier al vaak geweest,' zei hij geruststellend. Zijn hand vond de mijne. Voorzichtig, alsof hij me de kans wilde geven om mijn hand weg te trekken. Dat zou ik niet doen, niet bij hem.

Hij trok me zacht mee door de tunnel. Het was niet heel lang en ik zag het licht al naar binnen vallen vanaf de andere kant.

We kwamen terecht op een heel klein strand, omgeven door rotsen.

Going OutWhere stories live. Discover now