2. Doing All Right

104 13 47
                                    

18 AUGUSTUS

De bus richting het Nationale Arboretum zat overvol en ik probeerde mijn uiterste best te doen om te negeren hoe warm het hier was. Ik stond tussen andere mensen geplet, me meer dan bewust van het feit dat ik zweette, en ik wenste bijna dat ik te voet gekomen was. Bijna.

De busrit zou niet eens zo lang meer duren. Ik had immers het grootste deel van mijn reis al achter de rug, maar het kon niet snel genoeg gaan. Zeker wanneer het buiten bijna negentig graden Fahrenheit was en de airco van de bus het begeven leek te hebben. Niemand leek de extra warme lucht te kunnen appreciëren, dus ik snapte niet waarom de chauffeur hem niet gewoon uitzette. Ik trok een beetje aan mijn t-shirt om verlossing te krijgen van de genadeloze hitte, maar dat leverde me alleen maar boze blikken van mijn medereizigers op, dus ik hield er meteen weer mee op.

Het stoorde me hoe vol de bus zat. Waarschijnlijk was de vorige niet komen opdagen, want het was niet eens zo'n druk uur. De combinatie van krijsende kinderen en verstikkende bushitte waren wel het laatste wat ik kon gebruiken na een dag werken. Mijn broer had me graag willen zien, en ik hem ook wel, maar toch zou ik met plezier nog een uurtje langer in de bib gespendeerd hebben als het zou betekenen dat ik dit had kunnen vermijden. Quinn had me echter weggejaagd, want zolang zij niet klaar was met haar UV-onderzoek liep ik toch maar in de weg. Dus hier was ik dan.

Op een overvolle bus.

Ik hield meer van de metro dan van de bus, maar om de een of andere reden viel het Nationale Arboretum niet te bereiken met de metro. Dan bleef de bus of te voet over en hoewel ik een prima conditie had, was ik niet van plan om in deze zon Washington D.C. te voet te doorkruisen. Ik zou een kreeft zijn nog voor ik zelfs maar halverwege was.

Ik sloot mijn ogen terwijl ik mezelf probeerde wijs te maken dat de bus dus wel degelijk de beste optie was, maar dat was moeilijk om vol te houden wanneer je hand van de paal bleef glijden.


Na tien haltes leek het eindelijk rustiger te worden op de bus. Ik had nog maar een paar minuten te gaan, dus gaan zitten had ook geen zin meer op dit punt. Ik staarde naar een van de lege stoelen en kon mijn frons niet onderdrukken toen ik zag hoeveel smerigheid erop hing. Hoe kwam dat toch altijd? Door mijn gestaar besefte ik te laat dat de vrouw op het stoeltje ernaast me aankeek. Ik knikte vriendelijk naar haar, maar in plaats van me te begroeten, zette ze snel haar handtas op het zeteltje, alsof ik aan het overwegen was om me naast haar te zetten.

Ik onderdrukte de neiging om met mijn ogen te draaien. Mensen leken het me altijd kwalijk te willen nemen dat ik dik was, alsof ik daardoor zoveel extra ruimte innam. Ik wist ook wel beter, al was het moeilijk om mijn mond te houden wanneer ik hen het liefst van al zou willen toesnauwen dat hun handtassen niet meer recht op zitplaatsen hadden dan ik. Een lelijk woord kwam in me op, maar het belletje klonk en gaf mijn halte aan, dus ik zweeg.

Ik glimlachte zo lief mogelijk naar haar, alsof ik haar niet net uitgescholden had in mijn hoofd. Het leverde me een zure blik op, wat me stiekem wel voldoening gaf, en stapte dan uit de benauwende busgeur.


De hemel was ondertussen dichtgetrokken, waardoor de snijdende warmte van eerder nu drukkend geworden was. Het zag ernaar uit dat het straks zou onweren, maar dat leek niemand tegen te houden om in het park rond te hangen. Ik lette amper op de andere mensen en vervolgde mijn weg naar de plek die ik zocht.

Ik kon al van ver zien dat mijn broer al gearriveerd was. Natuurlijk. Brian was nooit te laat. Het was een eigenschap die ik jammer genoeg niet met hem deelde. Hij zat op het groene bankje waar we altijd afspraken, met op de achtergrond de witte kolommen die veruit het beroemdste onderdeel van het park waren. Of toch voor influencers.

Over Schilders & PrinsessenWhere stories live. Discover now