16.

69 4 1
                                    

16. Raphaël

Ik leunde tegen de deuropening. De koele ochtendlucht deed me deugd. De hele nacht had ik liggen woelen. Zelfs als vleermuis nog een uur vliegen had niet geholpen. Mijn spieren kreunden bij elke stap die ik zette. Nu ik de armband niet meer om had moest ik me juist sterker voelen. Ik had mijn krachten terug en kon weer alles doen wat ik wilde.

Mijn hand omklemde stevig de beker en ik nam een korte slok van het drankje. Het bloed plakte in mijn mond en voor het eerst in lang smaakte het me niet. Ik zette de beker neer op de vensterbank en stapte het terras op. Mijn handen zette ik op de leuning en keek dan uit op de velden.

"Raphaël?" Er werd op de deur geklopt. Ik had nog niets de tijd om te antwoorden of de deur van de kamer werd geopend. Aan de voetstappen hoorde ik meteen dat het Rebecca was.

"Je ziet er moe uit." zei ze, toen in me deels naar haar omdraaide. Als vanzelf rolde ik met mijn ogen. "Als je het eeuwige leven hebt zijn er altijd wel dagen dat je minder goed slaapt." mompelde ik. Ik maakte een korte beweging naar de beker. "Het zou zonde zijn om het weg te gieten." Daarna liep ik langs haar heen naar binnen.

Ze bleef nog even op het terras staan, voor ze me naar binnen volgde. Net dan werd er opnieuw op de kamerdeur geklopt. Deze keer werd er wel gewacht op antwoord.

"Sinds wanneer ben ik zo populair?" zei ik, opnieuw met mijn ogen rollend. Net op een dag zoals vandaag, waarop het me al leek tegen te gaan, leek iedereen me nodig te hebben.

"Mijn excuses om u te storen, uwe majesteit." Uiteindelijk bleef hij in de deuropening staan, met zijn ogen op mij gericht. "Het is de oostelijke poort ... Er is een weerwolf gesignaleerd en we wilden u vragen om orders."

Mijn zus haalde kort haar schouders op. "Doe er maar mee wat je wil." Ze wuifde hem bijna meteen weg. Daarna focuste ze zich weer op mij.

"Is het je dag niet broertje?" zei ze met een kleine grinnik. Ik liet me op één van de zeteltjes zakken en tikte geïrriteerd op de armleuning. "Ik wist niet dat ik daarvoor eerst toestemming moest vragen?" zei ik met een opgetrokken wenkbrauw.

Ze veranderde van onderwerp, bijna meteen nadat ik uitgesproken was. Dat deed ze altijd als ze merkte dat ik geïrriteerd raakte. En zeker als ze nog iets van me nodig had.

"Ik wilde je eigenlijk om een gust vragen ..." zei ze. "Nu je je krachten weer terug hebt lijkt het me het ideale moment om je weer te integreren in het koninkrijk. Opnieuw je taken op te nemen en iedereen te laten zien ..."

Ik onderbrak haar, met een armbeweging. "Om ze te laten zien dat ik niet meer gevaarlijk ben? Dat ik geen monster ben?" Ik lachtte luid. "Hoor je jezelf wel?"

Ik schudde mijn hoofd. "Ik heb mijn verleden en ik ben van plan om die lijn door te trekken naar mijn toekomst." Ik raakte kort mijn masker aan. De dagelijkse herinnering aan mijn naam. Aan de reden waarom ik een monster werd genoemd.

"Dus kom nu niet af met herintegreren ... Die fase zijn we al lang voorbij. Het is tijd om mijn plaats terug op te eisen en ..." Ik stopte abrupt met praten en tastte naar mijn hart. Hetzelfde hart dat al eeuwen niet meer klopte. En na al die tijd voelde ik een steek.

"Wat...?" wist ik uit te brengen. De pijn werd erger en zwakte dan weer af.

En dan besefte ik het plots.

Een weerwolf aan de oostelijke poort.

Het woelen van deze nacht.

De pijn in de borststreek.

Zij.

Sofia.

Ik sprintte de kamer uit, op de voet gevolgd door Rebecca. Alleen was ze geen partij voor mij. Ik was sneller dan haar bij de oostelijke poort. Of beter gezegd, bij de muur die eraan bevestigd was.

Ik keek vanop het platform over de muur en zag wat ik al verwacht had.

Een paar meter voor de poort zag ik haar al. Ze probeerde de wachters te omzijlen, maar ik merkte meteen op dat ze mankte. Er droop bloed uit een wond aan haar zij.

Diep vanbinnen was de pijn die zij voelde en naar mij overbracht weg. In de plaats daarvan voelde ik woede. Razernij.

Voor ik het besefte begon ik te grommen en sprong naar beneden. Zodra mijn voeten de grond raakten, sloeg ik mijn vleugels uit.

Door mijn snelheid hadden ze geen schijn van kans. Binnen een paar seconden lagen de wachters bewegingsloos op de grond. Een aantal anderen bleven op een afstand staan toekijken, zich ervan bewust dat ze een grens overschreden hadden.

Sofia was ondertussen terugveranderd in haar mensenvorm. Het verbaasde me dat ze het zelfs al zo lang had uitgehouden.

Ik sloeg mijn armen om haar heen en drukte haar tegen me aan. Zodra mijn huid contact maakte met de hare voelde ik hoe de woede verminderde. In de plaats kwam een emotie die ik al lang niet meer gevoeld had, namelijk bezorgdheid. De geur van bloed was overal. En met de weinige hoeveelheid die ik vandaag al gedronken had verbaasde het me dat ik nu geen honger had.

Ik sloeg mijn vleugels rond haar heen toen ik opstond, haar nog steeds stevig tegen me aan.

Een dokter. Dat was toch wat je in zo'n situaties deed? Ja, een dokter. Ik moest er één zoeken.

Ik draaide me om en bleef heel even staan zonder te bewegen. Mijn vleugels onttrokken haar aan de menigte die zich ondertussen gevormd had op het uitkijkplatform en die net allemaal met eigen ogen gezien hadden hoe ik , de duivel, een weerwolf gered had.

 Mijn vleugels onttrokken haar aan de menigte die zich ondertussen gevormd had op het uitkijkplatform en die net allemaal met eigen ogen gezien hadden hoe ik , de duivel, een weerwolf gered had

اوووه! هذه الصورة لا تتبع إرشادات المحتوى الخاصة بنا. لمتابعة النشر، يرجى إزالتها أو تحميل صورة أخرى.

A/N: Laat zeker weten wat jullie ervan vinden!

Vote/Comment/Follow

His little angel [NL]حيث تعيش القصص. اكتشف الآن