Hoofdstuk 10.

1.7K 99 49
                                    

Fenna.

Ik haat je!, blijft het maar in mijn hoofd afspelen terwijl we door de gangen van de school lopen.

Ik staar naar Jack's achterhoofd en af en toe werpt hij een blik over zijn schouder, om zichzelf ervan te vergewissen dat ik er niet vandoor ben gegaan.

De woede heeft mijn gezond verstand overgenomen en ik sta op het punt om uit te barsten,maar iets weerhoud me ervan om de woorden hardop uit te spreken.

Ik voel me een lafaard en ik haat mezelf erom dat ik mijn protest niet laat blijken, dat ik klakkeloos al zijn bevelen opvolg.

De leerlingen werpen me constant een meelevende of minachtende blik toe en de vrienden van Jack vinden het
maar wat leuk om me rond te commanderen.

Mijn handen tintelen van de zware tas ik de hele dag heb moeten meezeulen en mijn voeten doen pijn van het achter de jongens aanhollen.

'Fenna, haal cola voor iedereen.'

'Fenna, maak jij mijn huiswerk van deze les maar.'

'Fenna, draag de tassen van de andere jongens ook wil je?'

'Fenna, haal een broodje.'

Allemaal bevelen waardoor ik de halve school door heb moeten sprinten.

Gefrustreerd blaas ik een plukje haar voor mijn ogen weg. Nog één uur en dan heb ik de eerste dag erop zitten.

Dan hoef ik er alleen nog maar 265 zien te overleven.

O god.

'Fenna, waar denk jij heen te gaan?' hoor ik een ellendig bekende stem roepen, precies op het moment waarop ik over de drempel van het lokaal wil stappen. Juist op het moment waarop ik eindelijk kan ontsnappen.

Ik wil naar huis, me verstoppen onder mijn dekens en deze hele dag vergeten. De herinneringen ergens ver in mijn achterhoofd opsluiten en de sleutel weggooien.

Maar het lot heeft nu eenmaal een hekel aan me, dus draai ik me met een van woede vertrokken gezicht om en kijk toe hoe Jack glimlachend op me af komt lopen.

'Ik ben op weg naar huis,' zeg ik scherp. Ik sla mijn armen over elkaar, mijn stem bevat een uitdagend randje. Alles aan mijn lichaam daagt hem uit, lijkt hem 'En wat ga jij eraan doen?' toe te willen schreeuwen.

Hij trekt vragend een wenkbrauw op, slaat verveeld zijn armen over elkaar. Niet veel later verzamelen zijn vriendjes zich om hem heen: Tyler, Connor en Dennis en nog een paar anderen die ik niet ken.

Ze nemen me stuk voor stuk keurend in zich op, en ik negeer de drang om verslagen mijn ogen neer te slaan, om ineen te krimpen onder hun starende blikken.

'O nee, jij gaat met mij mee,' zegt Jack met een zachte, zwoele stem maar toch zo hard dat ik alle woorden volledig tot me door kan laten dringen.

Ik klem mijn kaken op elkaar om het niet uit te schreeuwen van frustratie, beveel mijn lichaam om zich niet bovenop hem te storten en zijn mooie gezichtje te verbouwen.

Ik ben geen partij voor hem, laat staan voor al de jongens die zich om ons heen hebben verzameld.

Ik neem een paar seconden om tot mezelf te komen, om mezelf ietwat in de hand te krijgen.

Ik hijs mijn tas beter op mijn schouder en zet mijn hakken stevig op de grond.

'Waar gaan we naartoe?' vraag ik hem,deels om tijd te rekken, deels omdat ik mijn nieuwsgierigheid niet langer kan bedwingen.

'Naar mijn huis. Kom op Fennatje, je bent toch niet bang?'

Ik lach schamper, weersta de drang om met mijn ogen te rollen, wetende dat dat me duur zal komen te staan.

Deal or no Deal?Where stories live. Discover now