deel 1

19 1 0
                                    

De buurvrouw merkt haar angst maar zegt niets. Ze weet al dat haar caravan verboden terrein is voor Amber.      ‘Hoe gaat het thuis?’ vraagt ze.      Amber zou graag willen vertellen wat er die nacht gebeurd is, maar ze durft niets te zeggen.     
‘Het gaat wel, tante Marian,’ antwoordt ze en ze begint snel over iets anders.     
Opeens krijgt het gezicht van Marian een ernstige uitdrukking.     
‘Bukken,’ roept ze.      Amber gaat onmiddellijk plat op de grond liggen.      De buurvrouw kijkt uit het raam.      ‘Hij is weer weg, je kunt opstaan.’      ‘Ik moet snel naar huis,’ zegt Amber. ‘Dag, en bedankt voor alles.’

In de tussentijd gaat het misbruik gewoon door, pal onder de neus van alle buren, maar ook heel onzichtbaar. Tot die ene dag. Amber en haar vader zitten in de grote caravan. Hij is alweer bezig met haar te betasten en te tongzoenen als buurvrouw Marian ineens door het raam kijkt.      Haar vader rent meteen kwaad naar buiten. Amber hoort de buurvrouw schreeuwen: ‘Ben jij nu helemaal belazerd? Blijf met je poten van dat kind af! Ik wist het wel, oude viezerik.’      Er wordt nog wat heen en weer geschreeuwd. Dan komt haar vader binnen.      ‘Opstaan. We gaan inpakken. We gaan hier weg.’      Die avond pakken haar ouders alle spullen in en ze rijden direct naar huis. Om nooit meer terug te keren. De caravan wordt verkocht en Amber hoort niets meer over de camping.

Ze mist de gesprekken met buurvrouw Marian, maar tegelijkertijd is ze ook opgelucht dat ze niet meer naar de caravan hoeft, constant bij elkaar in die kleine ruimte. Thuis heeft ze tenminste nog haar kamer en de speelzolder waar ze zich af en toe terug kan trekken. In de caravan hielden ze haar constant in de gaten, ze kon niet eens iets in haar dagboek schijven. Per saldo is het dus een vooruitgang: geen leuke gesprekken meer, maar wel meer vrijheid.            Als Ambers vader een jaar of veertig is, wordt hij ziek.      ‘Door jou heb ik reuma gekregen, duivelskind,’ roept hij. ‘Ik ben ziek geworden door al die ellende die jij me aandoet.’      ‘Sorry, papa,’ stamelt Amber geschrokken.      ‘Sorry, sorry, lege woorden. Hoe slechter je luistert, hoe meer pijn ik krijg.’

Amber loopt voortaan nog meer op haar tenen, want ze wil niet dat haar vader pijn lijdt. Als ze ziet dat haar vader op de bank slaapt, probeert ze helemaal geen geluid te maken. Ze durft nauwelijks te bewegen. Meestal zit ze aan tafel en staart ze een beetje voor zich uit. En als ze afwast, doet ze het voor de zekerheid drie keer over. Ze wil niet dat haar vader boos wordt en nog meer pijn krijgt.      Maar haar moeder roept haar geregeld naar beneden. ‘Kom kijken wat je gedaan hebt. Kijk nou hier, jouw schuld,’ zegt haar moeder en ze wijst bijvoorbeeld naar de hand van haar vader, die er rood en opgezwollen uitziet. ‘We worden zo moe van jou, wanneer word je eindelijk eens een keer een lief kind?’      Amber kruipt in haar schulp. God, wat vindt ze dit erg. Ze wil haar vader geen pijn doen, ze wil niet slecht zijn.      Ook ’s nachts moet Amber naar beneden om te kijken wat ze aangericht heeft.

Angst.Where stories live. Discover now