deel 2

21 2 0
                                    

‘Opstaan,’ roept haar moeder en ze schudt haar ruw door elkaar.      Amber probeert wakker te worden. Het is twee uur ’s nachts en haar ogen willen niet echt open. Slaapdronken loopt ze naar beneden.      ‘Je vader gaat dood. Door jou!’ De stem van haar moeder klinkt paniekerig.      Amber schrikt. Haar vader ziet er inderdaad slecht uit. Hij hangt slap aan de tafel en hij kermt alsof hij ademnood heeft.      ‘Kijk eens wat je nu weer gedaan hebt,’ schreeuwt haar moeder. ‘De huisarts komt zo. En nou maar hopen dat je vader nog te redden is.’      Even later stopt er een donkerblauwe auto voor het huis. Een grijzende man in een lange jas stapt haastig uit en drukt op de bel. Als de moeder van Amber opendoet, wisselt ze op gedempte toon wat woorden met de huisarts. Amber staat beduusd in een hoekje.

‘Misschien kun je beter naar je kamer gaan,’ zegt de arts.      Geluidloos schiet ze de trap op, ze probeert zichzelf onzichtbaar te maken. Instinctief kijkt ze om, maar van beneden komt geen enkel geluid. Amber glipt haar kamer binnen en gaat op het bed zitten, met opgetrokken knieën en haar armen eromheen. Nog steeds geen geluid van beneden. Amber denkt alleen maar: Wat als hij doodgaat? Dat is dan mijn schuld. Ik ben zo verschrikkelijk slecht.      Dan hoort ze haar moeders stem. Ze wordt naar beneden geroepen.      ‘Je vader heeft een maagzweer, dat komt door stress,’ zegt de huisarts en hij kijkt haar kil aan. ‘Je vader heeft me verteld dat je moeilijk bent. Je moet echt proberen wat liever te zijn, want door de spanningen rondom jou is hij zo ziek geworden.’      Amber knikt. ‘Ik beloof dat ik beter mijn best zal doen,’ zegt ze.

Als ze weer naar haar kamer loopt, is ze aangeslagen. Hoe kan ze zoveel kwaad aanrichten? Nu heeft zelfs de huisarts dat bevestigd.            Amber krijgt zo weinig rust dat ze het op school niet meer trekt. Daar begint het steeds meer op te vallen dat ze zo bleekjes is en dat ze nauwelijks een sociaal leven heeft. Alleen in de fanfare mag ze blijven spelen. De familie van haar moeder is heel muzikaal en vanaf haar zesde krijgt Amber ook muziekles. Ze leert trompet en op haar tiende mag ze bij de grote fanfare. Amber is heel trots, want ze is daar de jongste. Ze vindt het heerlijk om muziek te mogen maken, dan kan ze even al haar ellende vergeten.      Haar vader brengt haar naar de repetities en komt haar ook altijd ophalen. De oefenruimte is amper twee straten verderop, maar hij wil de controle over zijn dochter niet verliezen.

‘Gaat het allemaal goed met je?’ Die vraag krijgt Amber steeds vaker op school te horen.      ‘Ja hoor,’ antwoordt ze. Maar haar schoolprestaties gaan achteruit, ze komt zo veel slaap tekort dat ze zich nauwelijks kan concentreren.      Soms heb ik ’s nachts wel rust, dan kan mijn vader niet komen. Hij werkt voor een postbedrijf en moet soms ’s nachts pakjes van het ene naar het andere kantoor brengen. Die nachten zijn heerlijk, want dan durf ik ook te gaan slapen, wetende dat hij niet in mijn kamer verschijnt.                   Maar door zijn ziekte verandert alles.            Mijn vader wil opeens niet meer ’s nachts werken en als hij geen ploegentoeslag ontvangt, kan hij de hypotheek niet betalen. Dat betekent dat we naar een huurwoning verhuizen. Een paar jaar ervoor verhuisden we naar een groter koophuis twee straten verderop, nu gaan we naar een huurhuis

één straat terug. We blijven rondjes draaien in dezelfde wijk. Het lijkt of mijn hele leven uit rondjes bestaat, rondjes van verhuizen en misbruik. Nu mijn vader niet meer ’s nachts hoeft te werken, betekent dat… nou ja, bijna elke nacht is hij bij mij.                   Op een dag heeft Amber biologieles op school. Na de les komt haar mentor naar haar toe. ‘Amber, luister eens, wil je je dadelijk bij de directeur melden? We willen graag even met je praten.’      Amber schrikt. Zij naar de directeur? Ze heeft toch niets fout gedaan?      ‘Ga maar vast,’ zegt haar mentor. ‘Ik kom zo ook.’      Amber doet de deur achter zich dicht en loopt de trap af. De kamer van de directeur is tegenover de trap. Met onzekere stappen loopt ze naar de dichte deur. Daarna staat ze even stil, voordat ze er zachtjes op klopt. Haar gedachten maken overuren. Nee, ze heeft zelf niets

Angst.Where stories live. Discover now