deel 3

11 3 0
                                    

willen jullie nog hebben? Dat meisje bloedt voortdurend en is volledig in de war.' 'Er is straks een gezinsvoogd die het allemaal in de gaten houdt.' 'Wat een onzin!' briest de directeur. 'Blijft hij daar ook slapen?' 'Natuurlijk niet. Maar na een tijdje gaan we evalueren of de ouder-kindverhouding verbeterd is.' De directeur geeft het op. Hij is geen hulpverlener en voelt zich volkomen machteloos. Hij vraagt aan Amber: 'Wil je wel naar huis?' 'Ja,' zegt ze. 'Ik mis thuis.' Ze durft niet te zeggen dat ze bang is. Ze weet dat de directeur haar niet meer kan helpen, dat ze een gezinsvoogd toegewezen heeft gekregen. Ze weet zeker dat er thuis niets veranderd is, maar zij is

waarschijnlijk ook niet veranderd. Ze is hetzelfde stoute kind. Maar ook al is ze bang, er is wel een reden waarom ze graag naar huis wil: ze is bang dat als ze nog langer wegblijft, haar vader zich op haar moeder gaat afreageren. Het antwoord van Amber stelt de directeur enigszins gerust, ook al kan hij niet begrijpen waarom ze terug wil naar haar ouders. Dat een slachtoffer de pijn en de vernedering mist omdat ze niet beter weet, gaat er bij hem niet in. 'Hou je taai,' zegt de directeur als hij afscheid van haar neemt. 'En weet dat je altijd bij ons terecht kunt.' 'Bedankt dat ik hier mocht logeren,' zegt Amber. Onderweg naar huis vraagt ze zich af of al die volwassenen niet inzien dat het weer gaat gebeuren. Als Amber de deur van haar ouderlijk huis achter zich dichtdoet, grijpt haar vader haar onmiddellijk bij de arm en

sleurt haar mee de kamer in. Met een vlakke hand slaat hij haar op haar achterhoofd en daarna schopt hij haar hard tegen haar scheenbeen aan. 'Zitten!' schreeuwt hij. De tranen branden in haar ogen, maar ze houdt ze tegen. Amber doet wat haar vader vraagt. 'Wat denk jij nu?' vraagt haar vader. 'Denk je echt dat je van ons af zult komen? Is dat wat je wilt? Ik heb je al gezegd dat je mijn bezit bent. En nu naar je kamer, opgedonderd, ik wil je vandaag niet meer zien. Amber staat op, maar blijkbaar niet snel genoeg, want haar vader grijpt haar weer bij haar arm en sleurt haar de trap op. Hij doet haar slaapkamerdeur open en duwt Amber naar binnen. Ze valt op de grond en kruipt zo snel ze kan weg van haar vader. 'Je blijft hier zitten tot morgen. Eten kun je wel vergeten,' buldert hij.

Dan is hij weg en zit ze alleen in haar kamer. Zachtjes huilt ze van de pijn, en ook van de geestelijke vernedering. Ik wist het al, denkt Amber, niemand kan me helpen. Niemand wil me helpen. De gezinsvoogd is een jaar of veertig en een beetje kaal. Hij praat vrij zacht en slist. Amber heeft niet het idee dat ze deze man ooit kan vertrouwen. 'Hoe gaat het, wat is het probleem?' vraagt hij. Zijn stem klinkt vrij bot. Amber ontwijkt zijn priemende blik. In de woonkamer hangt een zware lucht en ze heeft het idee dat die op haar borst drukt. 'Ik heb geen problemen,' reageert Amber. Onder haar shirt voelt ze haar gekneusde lijf. Hoe kan ze daar iets over zeggen als haar ouders erbij zijn? Ze kan toch nooit al die blauwe plekken laten zien? Vertellen durft ze het al helemaal niet. Wie zal zo'n meisje nou geloven? Haar ouders verzinnen vast een smoes. En volwassenen willen naar volwassenen

Angst.Where stories live. Discover now