deel 3

15 0 0
                                    

gedaan. Ze is een voorbeeldige leerling. Hebben ze het ontdekt? Hoe kan dat? Ze heeft toch nooit iets gezegd?      ‘Binnen,’ zegt een zware stem.      Amber doet de deur open. Ze is best onder de indruk van de directeur, een grote man met donker haar en donkere ogen. De directeur zit achter zijn bureau Ook haar mentor komt op dat moment binnen. Haar mentor is een vriendelijke man en nu kijkt hij haar heel bezorgd aan. Samen gaan ze tegenover de directeur zitten. Amber voelt zich ongemakkelijk. Vluchtig bekijkt ze de kamer. Die is vrij netjes, met mooie schilderijen aan de muur. Op het bureau van de directeur ligt een flinke stapel papier. Het zonlicht van buiten valt door het raam op Ambers gezicht. Ze knijpt met haar ogen.      De directeur schenkt haar een vriendelijke glimlach.      Hij lacht naar me, dus ik heb niets gedaan, denkt Amber bij zichzelf. Maar de tweede optie maakt haar vreselijk bang. Ze hebben blijkbaar iets ontdekt, anders roepen ze haar niet naar de directiekamer.      ‘Amber, we willen je wat vragen, omdat we ons zorgen maken. We hebben het idee dat het thuis niet zo goed gaat en dat je daardoor ook problemen op school begint te krijgen.’      Amber zwijgt en kijkt naar beneden. Haar gedachten gaan nu heel snel door haar hoofd.      O, mijn god, weten ze het echt? Wat moet ik nu?      Haar adem gaat sneller, ze voelt haar hoofd rood worden, ze raakt een beetje in paniek. Wat kan ze wel zeggen? Ze wil niets liever dan eerlijk vertellen dat haar ouders haar heel veel pijn doen, maar als haar vader dat ontdekt, vermoordt hij haar. Ze kan haar gedachten nauwelijks bijhouden, terwijl de stilte steeds zwaarder wordt.
Je kunt ons vertrouwen, Amber. We vertellen het niet door. We willen je alleen maar helpen.’      Amber breekt, ze kan niet langer alles verzwijgen. Niet dat ze over het misbruik vertelt, maar ze geeft toe dat ze vaak zwaar gestraft en opgesloten wordt.      ‘Dit is heel erg, Amber. Je weet dat het niet zo hoort, toch? Doet je vader andere vreemde dingen met je, betast hij je bijvoorbeeld?’ vraagt de directeur.      ‘Dat niet,’ mompelt ze haast onhoorbaar. ‘Hij is alleen maar agressief als het niet goed gaat op school of als ik thuis iets verkeerd doe.’      Wat wil ze graag vertellen dat haar vader ’s nachts naar haar kamer komt, maar dat kan ze niet opbrengen. Het mag niet, het is tenslotte ook haar eigen schuld. De directeur en de mentor hoeven niet te weten hoe slecht ze werkelijk is. Ze schaamt zich enorm dat ze zo erg is dat haar vader dat allemaal met haar moet doen. Dat kan ze echt niet vertellen. Of toch wel? Even twijfelt ze. Ze weet het niet meer, ze weet alleen dat ze doodsbang is. Haar vader heeft haar herhaaldelijk gezegd om nooit met iemand erover te praten. Dat heeft ze beloofd.      Opeens houdt Amber haar mond. Ze is geschrokken van zichzelf omdat ze al best veel verteld heeft. Wat een merkwaardig gesprek, dat vreemde mensen aandacht aan haar besteden, dat iemand haar vertelt dat ze het waard is om niet gestraft en geslagen te worden. Alleen dat is al zo vreemd dat het haar compleet in de war brengt.      Amber kijkt op naar de directeur, ze ziet bezorgdheid in zijn ogen.      ‘Ik wil je één ding zeggen en dat moet je goed onthouden,’ zegt hij. ‘Als er ooit iets is, als je niet meer weet waar je naartoe moet, bel me dan. Beloof je dat?’
Beteuterd knikt Amber. Ze kijkt opzij naar de mentor, die ook net zo bezorgd naar haar kijkt.      Het is even stil in de kamer. Dan zegt haar mentor: ‘Dank je, Amber, dat je ons dit wilde vertellen, dat is heel dapper van je. Wij gaan er alles aan doen om je te helpen.’      Amber schrikt van zijn woorden. ‘Maar mijn ouders… ze mogen dit niet weten. Alsjeblieft, vertel ze niets. Ze zouden me vermoorden.’      ‘Je hoeft niet bang te zijn, Amber,’ zegt de directeur. ‘Je hebt ons dit in vertrouwen verteld; wij zullen niets zeggen. Maar we gaan je helpen. Geloof je dat?’      Amber knikt nauwelijks zichtbaar. Ze hoopt het, maar ze is vooral bang, want volwassenen zijn niet te vertrouwen. Of misschien toch wel, zouden ze haar echt kunnen helpen?
Amber haalt diep adem als ze de deur achter zich sluit. Het is eruit, niet alles, maar ze heeft gepraat. Ze weet alleen niet of ze trots op zichzelf moet zijn of niet. Ze is vooral opgelucht dat dit zware gesprek achter de rug is.            Een paar weken gebeurt er niets.      Natuurlijk gaan ze me niet helpen, denkt Amber. Allemaal mooie beloftes.      Haar mentor is wel heel vriendelijk en soms vraagt hij na de les hoe het met haar gaat. ‘Goed,’ zegt ze dan. Wat moet ze anders zeggen? Hij weet heus wel hoe het gaat. Of denkt hij dat de situatie vanzelf veranderd is?

Angst.Where stories live. Discover now