Hoofdstuk 6 (1)

1.8K 158 202
                                    

Die avond kon Pax niet slapen. Hij had gehoopt op de terugkeer van Silvan, maar had teleurgesteld zijn kamer moeten opzoeken om nog wat slaap te pakken. Dat mislukte grandioos.

Hij was te bezorgd, te vaak afgeleid door zijn eigen, vreselijke gedachten. Om nog maar te zwijgen over de gebeurtenissen van vandaag; Genesis en Duvall die het Edelsteen waren binnengedrongen, het bijleggen van de ruzie met Lunar en de vreemde woorden van Aerendyl die een niet onthulde boodschap met zich mee hadden gedragen. Keer op keer gleed zijn gespannen geest er weer heen en vroeg hij zich af wat de elf hem had willen zeggen, en of het écht belangrijk was.

Als dat zo was, zou hij toch meteen terug naar Pax zijn gegaan om het hem te vertellen, niet?

Dat was het enige waaraan hij zich vast wist te houden. Hij hoopte met heel zijn hart dat wat Aerendyl ook te zeggen had, geen blijvende impact op zijn leven zou hebben. Als dat wel het geval was, wist hij niet hoe hij daarmee om zou moeten gaan.

Er was al genoeg gebeurd en veranderd.

Na een paar onfortuinlijke uren rolde Pax uit zijn fluweelzachte bed en liep naar het raam. Hij opende het en staarde de duisternis in, die zwoel en zomerachtig was. De geur van bloesems en gras tintelede zijn reukorgaan terwijl hij de lucht opsnoof en zijn ogen sloot om tot rust te komen. Al luisterend naar de nachtelijke geluiden, probeerde hij zijn lichaam en vooral zijn geest te ontspannen.

Plots had hij het vreemde gevoel dat er iemand naar hem keek. De haartjes in zijn nek gingen rechtovereind staan en hij kreeg het ijskoud, alsof iemand sneeuwvlokken op zijn gloeiende huid had gelegd. Zijn hart bleef stilstaan.

Met het gevoel alsof zijn bloed in ijswater was veranderd, greep hij de reling van het raam stevig beet, zo stevig dat zijn knokkels wit wegtrokken en haalde diep adem. Terwijl hij tot drie telde, probeerde hij het gevoel van zich af te schudden.

Bij drie draai je je om.

Eén.

Hij ademde uit door zijn mond.

Er zou niemand zijn.

Twee.

Het leek erger te worden, alsof er messen in zijn rug werden geboord.

Hij kon niet kijken. Dat mócht gewoon niet.

Drie.

Hij opende zijn ogen, haalde diep en nog dieper adem en draaide zich heel langzaam en omzichtig om. Zijn hele lijf protesteerde, alsof het al wist wat het te zien zou krijgen, maar hij hield voet bij stuk en confronteerde zijn belager.

Leunend in de deurpost van zijn kamer stond een donkere jongen met gouden ogen en een scheve, plagerige grijns. Zijn slungelachtige postuur was onmiskenbaar. Silvan.

Pax opende zijn mond in ongeloof. Hij staarde. En bleef staren. Zei: 'Sil...'

Silvan keek hem alleen maar aan, zijn witte hemd fel afstekend tegen de flauwe duisternis om hen heen.

'S-Silvan!' Pax schoot vooruit, recht naar zijn vriend en duwde zich tegen hem aan. In een oogwenk vloog de deur achter hen dicht, zo luid dat de ramen klapperden en het werd stikdonker.

'W-wat gebeurt er?' Wankelend probeerde Pax achteruit te stappen en graaide om zich heen, maar het leek wel alsof Silvan verdwenen was. Zijn behagelijke, vertrouwde warmte had plaatsgemaakt voor kilte en leegte, een hol gevoel. 'Silvan... Waar ben je?'

Er gaf niemand antwoord en Pax begon in paniek te raken. Met zijn ogen wijd open probeerde hij iets te ontwaren in het donker, maar het was alsof hij door steen heen probeerde te kijken; ondoordringbaar.

PAX - De BegaafdenWo Geschichten leben. Entdecke jetzt