Hoofdstuk 12 (2)

1.8K 172 88
                                    

Het duurde nog een paar uur voor er geroep opklonk vanuit het woud. Elfen snelden lichtvoetig weg, de grond nauwelijks rakend met wapperende mantels en glimmende, bleke haren. Lupen ging meteen overeind zitten en Genesis opende verward haar ogen – ze was in slaap gevallen. 'Wat – wat gebeurt er?'

Ze keek zoekend om zich heen; de open plek was verlaten. Zo te zien waren Silvan, Riva en Lunar ergens anders heengegaan om haar nog wat slaap te laten inhalen. Ze wreef in haar ogen, gaapte en keek Lupen vragend aan. 'Luup, wat is er aan de hand?'

De wolf stak zijn snuit in de lucht en snoof diep; zijn borst zwol op. Zijn oren schoten naar voren en er verscheen een uitzinnige wolvengrijns op zijn gezicht. Zijn amberkleurige ogen begonnen fel te glimmen van opwinding. Ze zijn er!

Pax? Duvall?

Haar vriend knikte, sprong overeind en zette ongeduldig zijn tanden in haar kleren om haar overeind te trekken. Dat hoefde hij echter niet te doen, want Genesis reageerde bijna even snel en krabbelde overeind. Het duizelde haar even omdat ze te snel rechtop was gaan staan, maar ze negeerde dat gevoel echter en begon zonder te kijken of Lupen volgde te rennen. De weg vinden was niet zo moeilijk door de opgewonden stemmen die opklonken tussen de bomen en ze zigzagde gehaast tussen de bomen door, onderweg oppassend dat ze geen spullen overhoop liep. Het leek erop dat er zich al een grote menigte had verzameld, want al snel kwam ze nauwelijks nog vooruit door de horde elfen voor haar neus. Lupen, die veel respect genoot onder deze wezens, sprong voor haar neus en zorgde er zo voor dat er een pad voor hen werd vrijgemaakt. Uitgelaten en met wild kloppend hart rende Genesis vooruit en probeerde ondertussen boven alle hoofden uit te kijken – ze was echter veel te klein.

Uiteindelijk duwde ze samen met Lupen de laatste elfen op zij en struikelde vooruit. Haar ogen schoten over de mensen voor haar neus en ze hapte naar adem.

Pax en Duvall zagen er verwilderd uit, met bleke gezichten en doffe, grote ogen. Ze hadden rode vlekken op hun kleren, alsof ze hadden gevochten, en de blik in Pax' ogen was er eentje van pure angst. Hij stormde naar voren toen hij hen in het oog kreeg, al was het niet voor haar maar voor Aerendyl die blijkbaar achter haar had gelopen en nu een hand op haar schouder legde om haar weg te duwen. Genesis rilde onder zijn aanraking en krulde walgend haar lip op, maar zei niets.

De elfenkoning liep met ruwe passen op de twee jongemannen af en bleef voor hen staan. Ook al gaf zijn gezicht geen blijk van angst of nervositeit, Genesis vond toch dat zijn rug te recht en stram was om als ontspannen beschreven te worden. Zijn borst bewoog gejaagd op en neer. 'Wat is er gebeurd?'

Duvall deed een stap naar voor en ging voor Pax staan. 'We zijn naar Arante geweest,' zei hij langzaam en luid, 'en we werden niet echt hartelijk onthaald.'

Er ging een vragende rimpeling door de menigte.

'En?'

'We kwamen aan en wisten meteen dat er iets niet in orde was.' Duvall keek hen allemaal aan, zijn ogen ijskoude, groene vlammen. 'De poort stond open, er was geen bewaking en de handelsroutes waren zo goed als uitgestorven. Het was er verlaten.'

Pax slikte. Fluisterde: 'Als een dodenstad.'

Elfen hapten naar adem, Lupen gromde en Genesis drukte een hand tegen haar mond. Ze hadden het over Arante, haar geboortestad. Ook al had ze het er niet breed gehad en had ze in armoede moeten leven, het was nog steeds de plaats waar haar wortels lagen en ze een tijdje geleefd had met haar broer, moeder en vader – met haar hele, gelukkige gezin. Er ging een venijnige steek door haar borst heen, die haar verkilde tot op het bot. Dit kon niet waar zijn; dat mocht gewoon niet.

PAX - De BegaafdenWhere stories live. Discover now