Hoofdstuk 6 (2)

1.8K 173 67
                                    

Het duurde niet lang voor hij opschrikte door luide stemmen en uitroepen. Met zijn oren gespitst, tilde Pax zijn hoofd op en veegde de tranen uit zijn ogen die dik en gezwollen aanvoelden. Zijn neus liep.

Lawaaierige kreten scheurden de stilte aan stukken en dreven door het open raam naar binnen. Pax ontwarde lachende, huilende en luid pratende mensenstemmen en herkende gegrom en gehuil dat enkel afkomstig kon zijn van wolven – of Nachtwolven. Hij krabbelde overeind en rende zo snel als hij kon naar het raam. Bij het naar buiten steken van zijn hoofd, werden de stemmen alleen maar luider met de zwoele zomerbries naar hem toegevoerd.

Zelfs vanop deze hoogte en in deze duisternis wist hij de bleke huiden van de elfen te herkennen, evenals de glinsterende ogen en blikkerende tanden van de wolven. Ze liepen op en aan en sommige lagen uitgestrekt op de grond terwijl een enorme groep aan andere elfen – diegene van hier – op hen af kwamen gelopen om hen verzorging en hulp te bieden.

'Silvan...' De fluistering was hoopvol, maar ook angstig. Pax draaide zijn hoofd en schoot weer naar de deur. Met bange voorgevoelens draaide hij aan de deurknop, maar tot zijn verbazing gaf die deze keer mee en hij struikelde de koele gang van het paleis in.

Terwijl hij zijn ogen aan het flauwe licht liet wennen, keek hij om zich heen of hij Genesis of Lunar ergens zag. Hij hoorde wel stemmen en uitgelaten kreten in de gang, maar hij bleek alleen te zijn.

Met wild bonzend hart zette Pax zijn spurt in en schoot als een speer door de gangen, die enkel werden verlicht door het sterrenlicht dat door de ramen naar binnen viel en een paar brandende toortsen aan de muren die grillige vormen over het marmer uitstrooiden. Het was normaal gezien een heel doolhof om het paleis door te geraken, maar die avond was het voor Pax een eitje – hij leek de juiste weg tot in zijn botten te kunnen aanvoelen.

Met een kreetje sprong hij door de geopende dubbele deuren en stapte het koele grasveld op, dat was overdekt met dauwdruppeltjes. Zijn ogen schoten rond, opzoek naar die ene speciale persoon, en stuitten op de menigte die zich voor het paleis had verzameld.

'Pax!' Het was Genesis die hem riep en wild zwaaide. Haar gouden ogen leken op die van een kat terwijl ze het licht van de aangemaakte vuren reflecteerden. 'Hierheen!'

'Ik kom!' Hijgend baande hij zich een weg door de groep omstanders en probeerde de pijnkreten van gewonde elfen en mensen te negeren. Het draaide hem nu maar om één iemand en niets kon hem van zijn doel weerhouden. 'Ik kom...'

Toen hij uiteindelijk bij Genesis aankwam, zag hij dat ze neergeknield was voor een jongen met zwart haar en stormgrijze ogen. Zijn bleke huid zat vol rode plekken en donkere, paarsachtige kringen hingen onder zijn vermoeid ogende kijkers. De gekwelde uitdrukking op zijn gezicht was niet te missen, maar hij glimlachte wel dankbaar naar haar terwijl ze voorzichtig de wondjes op zijn wangen begon te helen. 'Het is goed, Aster. Je wordt snel weer beter. Dit is niet zo moeilijk voor me...'

Aster grimaste. 'Bedankt, Gen.'

'Ik wist wel dat je terug zou komen,' hoorde Pax haar prevelen en hij kon niet ontkennen dat haar stem overliep met emoties die hem maar al te vertrouwd waren. Even schoot er een venijnige steek van jaloezie door hem heen, maar hij drukte dat gevoel al snel weer weg; Genesis mocht natuurlijk meer vrienden hebben.

'Hé,' zei hij onzeker, 'gaat het met je?'

Aster kneep zijn ogen samen en staarde hem een paar tellen zwijgend aan. Toen begon hij joviaal te grijnzen en zei: 'Jij bent Pax, toch?'

Pax knikte glimlachend en schudde hem de hand. 'Ik heb wel eens wat over je gehoord tijdens ons verblijf aan de school voor de Elite,' zei de zwartharige jongen lachend. 'Genesis was nogal vol van je.'

PAX - De BegaafdenWhere stories live. Discover now