Hoofdstuk 16

1.1K 79 16
                                    

Het werd een slapeloze nacht voor de groep. De elfen hadden de rest van de wacht op zich genomen, hopende dat de mensen toch een oog dicht zouden weten te doen.

Dat was echter niet het geval.

Voor de rest van de wake hield Genesis haar oren gespitst en haar ogen open. Ze zat vol adrenaline, die door haar aderen kookte als was het hete lave. Ieder geristel dat luider klonk dat gewoonlijk en het zachte geruis van het woud overstemde, trok haar aandacht. Met een hand op Môrs'au luisterde Genesis naar de ademhaling van haar vrienden, die al even gespannen klonk. Ze wist dat de elfen en Lupen zintuigen hadden die meer zouden opvangen dan hen, en toch lukte het haar niet om de slaap te vatten.

Het was een verademing toen de zon langzaam opkwam en de eerste oranjerode stralen over de aarde kropen en zich door het tentzeil wisten te dringen. Genesis wurmde zich uit het onderkomen en knipperde een paar keer met haar ogen om aan het licht te wennen, dat ze nog nooit zo graag had gezien als vandaag.

Al snel volgden ook Aster, Pax en Riva. Enkel silvan had de slaap nog weten te vatten, hoogstwaarschijnlijk door de wond die hij had opgelopen tijdens het gevecht. Kapitein Lunar liep meteen naar de elfen terwijl Genesis en Aster een ontbijt samenstelden.

Riva bleef alleen zitten, haar armen rond haar lichaam geslagen, terwijl ze met gesloten ogen heen en weer wiegde.

'Ik snap het niet,' verbrak Aster op fluistertoon de stilte.

Genesis keek even op. 'Wat niet?'

'Hoe dit kon gebeuren.' Aster liep naar een van de paarden en haalde wat oud brood uit de zadeltassen. 'De aanval.'

'Je bedoelt dat iemand ons moet hebben verlinkt?'

'Ik weet het niet, Genesis.' Hij knielde neer bij de resten van het kampvuur en staarde in de assen. 'Het kan toch niet anders? De Daemonen kunnen nooit exact geweten hebben waar we waren... Iemand moet het hen verteld hebben.'

'Iemand uit het Elfenwoud?'

Maar haar vriend schudde meteen zijn hoofd. 'Nee. Zij zouden niet geweten hebben waar we ons kamp hadden. Het is iemand hier, in deze groep.'

Genesis voelde haar huid koud worden en een hand klemde zich om haar hart. Zo onopvallend mogelijk keek ze naar haar vrienden, naar de mensen die haar hadden gesteund en naast haar hadden gevochten. Ze kon zich niet voorstellen dat iemand van hen zich tegen hen had gekeerd.

'Dat kan niet, Aster. Wie dan?'

Aster haalde zijn schouders op en gaf haar een stukje brood aan. Ze had geen honger, maar at er toch van. Het was zo hard dat haar tanden er pijn van deden. 'Ik opper maar wat, Gen. Misschien hebben die Daemonen wel een manier gevonden om achter onze positie te komen. Dat lijkt me iets voor hen.'

Maar Genesis, eenmaal aangestoken door Asters twijfels, was er niet gerust op. Tijdens de maaltijd, waarbij iedereen in een kring zat, speurde ze de bekende gezichten af, zoekend naar een teken van verraad. En opnieuw moest ze bekennen dat niemand er verdacht uitzag – op de elfen na dan misschien, maar dat was vooral omdat ze hen niet echt mocht.

Toch hadden Silvir en Ileana hen gered en daar moest ze hen dankbaar voor zijn. Ook Lupen leek niets op hen aan te merken terwijl hij al kwispelend een gesprek voerde. Genesis voelde een steek in haar hart terwijl ze dacht aan Duvall en hoe hard ze hem mistte. Hij was nu bezig met het verzamelen van de troepen om de eindstrijd in te zetten. Hoe kon hij dit allemaal aan? Hij was net een koning geworden, kende niets van dat leven.

Ze was bang dat ze hem tussen haar vingers voelde glippen, keer op keer. Hij was onsterfelijk. Hij was een elf. En zij was gewoon zij, een mens, ooit een slaaf.

PAX - De BegaafdenOù les histoires vivent. Découvrez maintenant