Hoofdstuk 18 (2)

681 57 4
                                    

Pax had het altijd al geweten. Of niet echt altijd – wel al een tijdje. Nu hij het eenmaal uit de mond van Griffin hoorde, geloofde hij hem meteen. Hij begreep de geheimzinnigheid rond de elfenkoning en Duvall, Griffins wanhopige pogingen om bij hem binnen te dringen. Was Arox daarom altijd zo vijandig geweest? Had hij hem nooit als een zoon gezien, omdat hij dat eigenlijk ook niet was?

Een gezoem aan gedachten verdoofde zijn lichaam en Pax zakte langzaam in elkaar op de vloer. Hij dacht plots aan Genesis en vroeg zich af of zij dit had geweten. Een steek van woede – verraad – trok door zijn borst en nestelde zich pijnlijk in zijn hart. Hij strekte zijn vingers, balde ze tot vuisten, opende ze weer. Zijn slapen bonsden. Hij voelde weinig, vond hij. Hij had veel meer verwacht: tranen, schreeuwen, ongeloof. Integendeel, eigenlijk voelde hij zich vooral verdoofd, bevuild en verraden. Het kon hem niet zo veel schelen dat Griffin dit nu vertelde, waarschijnlijk omdat hij het ergens wel had geweten, maar hij vond het wel vreselijk dat er mensen waren die dit voor hem geheim hadden gehouden. Ze hadden de elfenkoning in hem terug gezien, Griffins woede en slechtheid, Duvalls duistere kanten. Hoe kon Genesis hem aankijken? Hoe kon Silvan dat nog? Of wist hij het niet?

Pax haalde beverig adem.

Toen voelde hij een hand op zijn schouder.

'Ga weg,' siste hij als een gekooide wolf. 'Laat me met rust.'

'Pax,' fluisterde Griffins stem. 'Nu je de waarheid weet...'

Pax schudde zijn schouders. 'Wat nu, hè? Verwacht je dat ik me bij je aansluit, broer?'

'Niet zozeer,' fluisterd de stem. 'Ik wil gewoon dat je het begrijpt... Dat – dat ik om je geef. Je bent mijn broer, welteverstaan.'

'Dat je om me geeft.' Pax lachte. Het was een lach die hij nog niet eerder bij zichzelf gehoord had: vol haat en ijskoude emoties. Hij voelde iets in zijn borst priemen. 'Jij geeft helemaal niets om me, Griffin. Om niemand, alleen om jezelf.'

Griffin zweeg lang.

Pax dacht dat hij vertrokken was en draaide zijn hoofd, maar zijn broer – of halfbroer – stond nog altijd in de kamer. Hij was een beetje wazig, waardoor Pax wist dat hij een illusie was, maar toch leek hij levensecht. Hij probeerde gelijkenissen te zien: de neus, de mond, de houding, iets, maar hij vond niets of wilde niets vinden.

'Vind je het erg?' fluisterde zijn vijand.

Pax zweeg ook.

'Vind je het erg dat we hetzelfde vlees en bloed delen?'

'Ik weet het niet.' Hij zweeg nog langer. Zijn hoofd sleurde hem van links naar rechts, net zoals zijn hart. Hij werd verscheurd tussen wat goed en slecht was, want het idee dat hij afstamde van deze elfen... deze monsters... was te pijnlijk, en tegelijk voelde het bekend. Arox was nauwelijks minder wreed geweest. 'Ik geloof het wel,' zei hij uiteindelijk, kalmer dan hij zich voelde. 'Ik – ik wil niet zoals jou zijn, niet zoals Arendyl.'

'Maar wel zoals Duvall?'

Pax had hem altijd bewonderd, maar ook Duvall kende een duister verleden. 'Ik wil mezelf zijn,' zei hij uiteindelijk. 'Maar het voelt alsof ik dat niet mag zijn. Het lijkt wel alsof mijn leven, mijn lot, allang voor me uitgestippeld is.'

'Je kan het veranderen, Pax,' fluisterde Griffin. Hij stak een bleke hand uit. 'Ik kan je helpen.'

Pax drukte zich steviger tegen de muur aan en schudde wild zijn hoofd. 'Nee.'

'Je kent me niet. Je kent alleen de dingen van me die anderen over me verteld hebben. Waarom geef je me geen kans?'

Ergens fluisterde een stemmetje in zijn hoofd dat het niet meer uitmaakte wat hij deed. Zijn lot lag vast – maar hij kon het wel tarten. Hij zou zich kunnen overgeven aan de duisternis, of iedereen gewoon kunnen achterlaten. Wie weet kon hij ergens anders een leven opbouwen, zich verstoppen en doen alsof hij iemand anders was, tot het lot hem terug naar Terra zou trekken. Hij verborg zijn hoofd in zijn handen. 'Wie was mijn moeder?'

PAX - De BegaafdenWhere stories live. Discover now