Hoofdstuk 12 (1)

1.8K 165 54
                                    

Leugens zijn iets geks. Er werd haar altijd gezegd dat liegen een zonde is, dat je het nooit lang kan volhouden zonder het deksel op de neus te krijgen. Toch was haar duidelijk geworden dat sommige mensen – of andere wezens – ertoe in staat waren om jaren met het schuldgevoel te leven en zich daar nauwelijks iets van aan te trekken. Ze had geloofd dat leugens geheimen waren, maar was erachter gekomen dat tussen die twee termen een groot verschil verscholen lag.

Leugens waren onwaarheden, geheimen waren echter wel de waarheid; men koos er gewoon voor om iets al dan wel niet te vertellen. En de elfenkoning had al die tijd, onder de ogen van zijn derde zoon, geen leugens verteld, maar er gewoon voor gekozen om de waarheid achter te houden onder de vorm van geheimen. Hij had nooit gelogen, had hen nooit was wijsgemaakt, had niets geveinsd. Nee, Aerendyl was uiteindelijk geen echte leugenaar, hoe graag Genesis ook wilde dat hij dat wel was.

Ze werd er ziek van. Het was walgelijk, bespottelijk, schandelijk dat de elf zijn eigen vrouw, zwanger van een ongeboren kind, had afgestaan en Pax een andere, vreselijke vader had toegekend die nooit écht van hem had gehouden. Hij was opgegroeid in een ruw en zwaar milieu waarbij hij geen moederliefde had gekend en evenmin waardering van zijn vader had verkregen. Als Aerendyl zijn eigen arrogante op zij had gezet – zijn fouten onder ogen had durven komen – zou Pax hoogstwaarschijnlijk nog hier hebben geleefd, tussen de elfen en met zijn moeder, die van hem zou hebben gehouden zoals enkel een vrouw om haar kind kan geven.

Het stak Genesis, want zij wist goed genoeg hoe het was om haar ouders te verliezen. Het ergste vond zij het feit dat Pax niet wist dat hij nog iemand had die zijn bloed meedroeg; de elfenkoning was zijn vader, dus hij had zijn beide ouders niet verloren. Hij was niet langer alleen. Het was enkel een kwestie van tijd voor hij achter de waarheid kwam en ze was als de dood voor wat dat met zich mee zou brengen.

Zou hij uitbarsten in woede? Zou hij wegzinken in een leegte die onbeschrijfelijk was? Of zou het niets met hem doen?

Hij was niet langer een zoon van een dode premiejager en hij was niet langer alleen. Nu Genesis er verder over nadacht, besefte ze dat Duvall en Griffin Pax' halfbroers waren. Ze deelden hetzelfde bloed – en dat was net het donkerste van allemaal. Dat moest de reden zijn waarom Griffin er zo op gebrand was om Pax te bereiken – hij hoopte de jonge Begaafde aan zijn kant te scharen. En dat betekende ook dat hij in levensgevaar verkeerde.

Plots wist Genesis wat ze moest doen. Ze moest naar Duvall gaan en het hem vertellen, nadat hij terugkwam van zijn patrouille, en hem vragen wat te doen. Genesis wilde niet dat Pax de waarheid van haar hoorde, maar het leek haar wel een goed idee als Duvall hem vertelde hoe de vork in de steel zat. Ze waren immers broers, en hetzelfde bloed zoekt hetzelfde bloed.

'Genesis!' Ruw werd ze uit haar eigen hoofd verjaagd door de stem van Lunar. De kapitein stond aan het eind van de gang en keek haar bezorgd aan. 'Genesis, gaat het wel?'

Ze stopte en voelde kort aan haar wangen; die waren warm en hoogstwaarschijnlijk vuurrood. Terwijl ze op haar lip beet, schudde ze nogal zwakjes haar hoofd en slaakte een diepe, vermoeide zucht. 'Het gaat wel, Lunar. Ik – ik heb net iets verontrustend aangehoord van de elfenkoning en dat heeft me ietwat opgejut.'

'Dat zie ik.' De kapitein kwam naar haar toegelopen en legde bezorgd een hand op haar schouder. 'Je ziet er niet goed uit, sorry.'

'Het is niet erg.' Ze haalde een paar keer diep adem en blies de lucht traag en zwaar uit haar longen weg. 'Ik heb gewoon wat frisse lucht nodig en daarna een stevig ontbijt.'

'Dan kom ik met je mee.' Samen liepen ze paleisgangen door tot bij de dubbele deuren die de tuinen aan het zicht onttrokken en Lunar was zo galant om haar voor te laten. Al bij haar eerste stap buiten dat prachtige, maar verstikkende bouwwerk voelde Genesis haar hoofd tot rust komen en leek het alsof er een zware last van haar schouders viel. Ze snoof de frisse zomerlucht op en genoot van de bries die met haar haren speelde, ze langs haar gezicht en hals deed wervelen en het zweet op haar huid verkoelde.

PAX - De BegaafdenWhere stories live. Discover now