45 Op pad

139 13 4
                                    

*derde persoon*
Nadat Harry zo snel als hij kon uit het stadium gelopen is, grijpt hij zich even vast aan een muur, hijgend. Zijn pupillen zijn enorm groot en hij lijkt zich licht in zijn hoofd te voelen als hij terug op zoek gaat naar controle. De wilde krullen doen hem er zweterig en nonchalant uit zien, maar dat is hij niet. Hij voelt zich enorm slecht en dat is voornamelijk te wijten aan wat net gebeurde in die kleedkamer en zijn eigen gedrag de laatste dagen. Louis daar in een lege kleedkamer zien, deed hem aan andere dingen denken dan aan het gesprek. Als hij uitgehijgd is, opent hij zijn auto en rijdt hij snel weg...voordat hij zich opnieuw bedenkt.

'"Jij doet de temperatuur in de kamer nogal stijgen." Verbaasd door deze plotselinge uitspraak draai ik mijn hoofd in de richting van Harry, die me intens aankijkt. De pupillen in zijn ogen zijn groter geworden en zijn vochtige lippen bij het vuur doen even elk spiertje in me verkrampen om dan gelukzalig te ontspannen. Ik heb geen idee op welke manier ik dat moet opvatten. De persoonlijke manier of het vuur? "Kom dan maar niet te dicht bij het vuur, voor je je verbrandt." Mijn stem klinkt ademloos maar toch pakkend. Alsof mijn woorden het allerbelangrijkste zijn op dit moment. Zonder zijn blik los te maken merk ik hoe Harry's hand richting het vuur gaat, dat nog steeds groot en gevaarlijk is, en zijn vingers achteloos uitstrekt.' Ik frons als alles voor mijn ogen begint te draaien en dat me zo meeneemt naar een tweede fragment. '"Harry." Ik adem zonder echt te ademen als hij heel traag met zijn duim over mijn ruggengraat gaat waardoor ik niet veel later naar adem hap en mijn rug onvermijdbaar krom, naar zijn vingers toe. "Je maakt me gek als je zo geconcentreerd je tong tussen je lippen laat rusten Lou." Ik glimlach onwillekeurig om de nieuwe bijnaam terwijl ik mijn rugspieren beveel om terug te ontspannen. Dat lukt me pas als Harry's vingers opnieuw stil en onbeweeglijk tegen mijn rug aan rusten. Mijn eigen vingers daarentegen gaan door zijn natte krullen. Zacht maar soms onvoorwaardelijk om er de knopen uit te krijgen. "Je had barbier moeten worden." Ik glimlach om zijn opmerking en staar terug in dat blinkende paar ogen van hem. Hij lijkt zo blij als een kind, gelukkig. Het zorgt ervoor dat mijn hart even warm wordt. "Nonsens. Het is niet omdat jij heel sterk bent dat jij houthakker of huizenbouwer had moeten worden. Dat bepaalt het lot allemaal. Het is maar wat je ermee doet."' Ik grijp mijn lakens beet, maar er is niets dat me kan stoppen van romantische dromen over deze man te hebben. Mijn gevoelens staan op ontploffen als ik echt kotsmisselijk word doordat er een vervolg komt, alweer. 'Ze zullen komen Louis, ze zullen alles van iedereen afnemen!'
'Nee! Stop ermee! Harry!' Ik gil in het duister terwijl een groep oude mannen me omringd heeft. Ik merk dat er nog wezens rond me heen lopen, maar het is moeilijk me te concentreren. Waar is Harry wanneer je hem nodig hebt? Misschien staat hij zelfs aan hun kant. Een rilling loopt over mijn rug, en het is geen aangename deze keer.
'Sluit je bij ons aan, Louis. Sluit je bij ons aan of sterf.'
'Harry...' Ik jammer naar hem. Ik zal me nooit bij hun aansluiten, maar als ik dat nu zeg, dan ben ik er geweest.
'Hij staat niet aan jouw kant, maar aan de onze.'
'Stop ermee!' Ik sla mijn handen voor mijn oren. In het niets verschijnt er een luide brul en een paar groene ogen dat in minder dan 3 seconden de helft van de oude garde neer haalt. Harry. Zijn grote gestalte gaat wild tekeer, en als iedereen bewusteloos is, komt hij zelfzeker naar me toe. Met omhoog geheven kin en zijn gespierde borstkas. Zijn gestalte is indrukwekkend, net als zijn karakter.
'Het komt allemaal oké, schatje.' Mijn hart maakt een sprong als iemand hem neer schiet, en hij voor de grond voor me neer knielt, happend naar lucht, bloed dat uit zijn linker mondhoek stroomt.
'HARRY!' Ik huil en roep hevig zijn naam. Een onbekende figuur komt op me af.
'Toch niet...schatje.'

Het is al de vierde nacht op rij dat ik badend in het zweet wakker schiet en mezelf zo opgejaagd voel. Mijn hart klopt tegen een gevaarlijk hoge snelheid en mijn hersenen functioneren niet meer. Het voelt alsof ik in mijn hoofd leef. Alles draait en het kost me moeite om in het heden op te staan en mezelf af te spoelen. Ik weet niet wat al deze nonsens dromen betekenen, maar het heeft allemaal met één persoon te maken; een persoon die een onbestaande leegte heeft gecreëerd en het weigert om met me te praten. Ik ben het dan ook kotsbeu en dwing mezelf te vergeten dat ik morgenvroeg training heb als ik mezelf aankleed, mijn auto sleutels neem en probeer de driekwartier lange route naar zijn huis terug te vinden.
Het is al anderhalf uur later sinds mijn vertrek als mijn hart een sprongetje maakt. Ik rijd traag langs de hoge bomen en de grote poort waardoor we de eerste keer gekomen zijn. Een minpunt, de poort is op slot. Ik besluit mijn auto te parkeren en wandel op een haalbaar tempo om het domein heen. Doordat het achteraan in bos eindigt, zal ik er op een of andere manier wel op geraken, over die gigantische poort is geen optie vrees ik, en als ik aanbel doet hij misschien niet open. Wat was ik ook aan het denken? Het is half drie 's nachts en ik ga de man opzoeken, erg tevreden zal hij daar wel niet mee zijn. Ik zucht en gebruik de zaklamp op mijn telefoon om niet te struikelen over grote boomwortels en zo nog langer te moeten rondslenteren. Het weggetje dat ik neem is er geen, maar is wel het kortste waardoor ik verschillende natte takken moet wegduwen om dan aan de achterkant van het grote huis uit te komen. Wat was ik toch aan het denken? Hoe moet ik in godsnaam hem wakker maken en naar hier krijgen? Ik weet niet eens waar hij slaapt in die gigantische villa. Onzeker besluit ik om toch maar verder te wandelen richting het huis, ik ben niet voor niets gekomen. Mijn hart maakt een sprong als ik een garagedeur hoor open gaan en dat doet me wegspringen, uit het licht en weg van de gedempte stemmen. Als de roodachtige auto weg is en ik Harry's gestalte herken, wandel ik naar hem toe. Geen idee wat hij met diezelfde vrouw deed om drie uur 's nachts, maar mijn kuiten zijn het gehurkt zitten beu en ze is weg. Nu is hij van mij. In tegenstelling tot wat ik verwachtte, wacht hij me op. Zijn ogen staren in het duister totdat de lampen aanspringen door mijn beweging. Zijn gezicht verrekt zich in een rare glimlach omdat het geen glimlach is. Is dat spijt op zijn gezicht? Hij lijkt niet verbaasd, eerder zuchtend.
"Louis?" Volgens mijn heeft hij allang spijt dat hij me ooit mee naar hier genomen heeft, ik ben een volhouder en was dus ook niet bang om dit te doen, al klopt mijn hart wel een pak sneller dan normaal. Zijn groene ogen glinsteren in het nachtlicht, hij ziet er op een of andere manier gevaarlijk uit, groot en sterk.
"Harry." Ik zucht als ik eindelijk binnen ben gewandeld, mijn enkel was niet voorbereid op een tripje door het bos.
"Wat doe je hier?" Hij haalt zijn armen van elkaar en kijkt me vragend aan, ik zucht enkel. Goede vraag, wat doe ik hier? Ik zwijg omdat ik zelf het antwoord niet weet waardoor hij zich kort zuchtend omdraait en richting de ingang van het huis loopt. "Kom mee Louis."

Link'sWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu