111 Samen

98 8 1
                                    

Het onbekende gevoel dat zich van mijn maag richting mijn keel verspreidt, is absoluut een enorm onaangenaam iets. Ik kan het niet benoemen. Na mijn bekentenis zou ik me bevrijd moeten voelen, maar het voelt eerder aan alsof de raas aan tegenstrijdige gevoelens me opsluit. Misschien is het gewoon te wijd, te bevrijd. In ieder geval moet ik me verdomme nu echt beter concentreren op de weg voordat ik ergens tegen rijd. Het is midden in de nacht en ze hebben me terug gebracht naar de parkeerplaats van mijn auto, ergens tussen Manchester en Londen in. Zou Harry mijn onbehaaglijkheid opmerken? Waarschijnlijk wel. Ik geef gas omdat er toch louter verkeer is en opdat ik sneller bij mijn zonde zou zijn. Is het een zonde om anders te zijn dan het verwachte? Is dit anders beter? Ik twijfel; zal ik dat stuk wel laten uitzenden? Is het niet link? Misschien is het beter als ik... De felle lichten voor de ondergrondse parking doorbreken de donkere waas aan gedachten. Dit heeft geen zin zo. Mijn ongeduld neemt exponentieel toe terwijl ik snel de autodeur dicht doe en richting de lift loop. Zelfs het wachten op de lift doet me overwegen om ondanks mijn vermoeidheid de honderd trappen naar boven op te sprinten. Het is niet nodig, mijn gepieker belemmert mijn gevoel voor tijd en de deuren gaan met gekraak open. Ik heb buikpijn van de spanning. Het is gek; ik heb zulke grote wedstrijden gespeeld, en toch kan ik me enorm zenuwachtig maken in dingen. Wel, het is natuurlijk ook niet zomaar een ding. Ik vlieg bijna uit de stalen liftdeuren en zucht opgelucht als de deur van mijn appartement nog open is. Harry is er nog, er is een moment rust, en dan niet meer. Wanneer ik de deur open doe en zijn o zo prachtige gestalte bemerk, breekt alles in me. Hij staat op en torent boven me uit terwijl ik mijn jas neerleg voordat ik in die groene ogen kan kijken. Diepzee groen, wild en exotisch, maar vandaag onzeker. Alsof hij de onbekende razende storm in mij kan voelen, is hij ingetogen. Zonder iets te zeggen, sla ik mijn armen rond zijn hals en ga ik op mijn vermoeide tenen staan om zijn kriebelige haar tegen mijn wang aan te voelen. zijn eigen frisse geur verwelkomt me meteen waarna de sterke armen me ondersteunen.
"Ik heb het gedaan." Mijn fluistering is genoeg om in de stilte het stokken van zijn ademhaling te kunnen bemerken. Zijn wangen zijn warm tegen de mijne en ik weet niet meer wat te doen. Als ik hem een blik geef... Zijn dat...tranen? Nu is mijn ademhaling alles behalve regelmatig. Har wendt zijn hoofd af terwijl zijn ene vrije hand richting zijn gezicht gaat. Ik neem dat mooie hoofd tussen mijn twee handen en kijk hem aan. Op een of andere manier is hij gebroken door mijn daden. Ik heb hem gebroken zonder hem te laten vallen.
"Har... Zeg het tegen me." Zeg waarom je huilt en of dat mijn schuld of mijn verdienste is.
"Je..." Hees en rasperig en vol verdriet breekt die stem mijn laatste beetje mannelijkheid. "Ik kan niet geloven dat je dat voor me gedaan hebt." Ik lach uit verbazing en trek hem opnieuw tegen me aan. Een zoutige traan die mijn mondhoek bereikt is onvermijdelijk. Zijn blik verraadt veel. Hij lijkt gecharmeerd, maar ook bang; ik ben weer zijn zonde en hij de mijne. Dit keer zal het in ieder geval menselijker aflopen dan de eerste keer. Als ik dichter naar hem toe buig om hem te kussen, houdt hij met twee stevige vingers mijn middenrif tegen.
"Als je me nu kust, zal je door mijn tranen gaan slapen." Nee, is dat echt?
"Is dat het effect van jouw tranen?" Hij zegt niets, enkel die bosgroene ogen in het donker. Ze hebben zo'n impact op me, mijn hart bonkt wild en mijn pupillen moeten wel groot zijn in het halfduister. "Misschien wil ik wel gaan slapen, met jou, nu." Het is er in ieder geval laat genoeg voor. Ik haal mijn armen langzaam van dat sterke maar ook zachte lichaam en wandel naar de badkamer om warm water in mijn warme gezicht te petsen. Koud water zou enkel de slaap onmogelijk maken. Ik trek volledig al mijn kledij uit en wandel zo naar de slaapkamer. Har leunt in het woongedeelte tegen een muur aan, wachtend tot ik klaar ben. Zijn ogen volgen niet mijn naakte lichaam, maar mijn blik. De vermoeidheid slaat toe terwijl ik een verse onderbroek aandoe en dan op de lakens ga liggen. Ik hoor het geluid van ingedrukte lichtschakelaars en leg me op mijn buik met mijn blik op de deuropening. Hars stevige gestalte komt tevoorschijn. Ook hij is halfnaakt.
"Je krijgt het koud zo." Hij is nog niet bij me of ik heb al een bezorgde blik gekregen.
"Ik ben oververhit." Door jouw vlam, jouw vuur dat alles verslindend en onuitroeibaar is.
"Straks niet meer." Hij ligt naast me, zijn koele lippen kussen zachtjes langs de vorm van mijn linker schouderblad. Het is een zalige verkoeling terwijl mijn lippen uit elkaar wijken en mijn buikspieren zich aanspannen. De liefkozing stopt als hij zich braaf terugtrekt. In plaats van de discussie aan te gaan, neemt hij mijn standpunt even aan. "Ik stop je wel onder als je slaapt." Ik kreun instemmend en vecht tegen mijn oogleden die ergens tussen open en toe hangen. Alsof hij niet van me af kan blijven, strelen zijn vingers langs mijn zij en ruggengraat. Het is zo zalig dat ik nu wel mijn ogen sluit en me enkel op hem en zijn handeling concentreer. Totdat ik het niet meer kan.

Mijn wekker gaat nog te vroeg af. Ik heb pas om 1 training en het is nu elf uur. Een uur of vijf slaap is echt niet genoeg. Ik kreun en draai me om naar Harry's lichaam dat even moe in het bed ligt. Hij opent net zijn ogen. En ontwaakt daarmee ook van zijn slaap. Ik glimlach en rol me tegen hem aan zodat ik hem in zijn nek allerlei kleine kusjes kan geven. De krullenbol lacht en klemt zijn lange benen rondom mijn middel zodat ik gevangen zit. Die beweging zorgt er echter ook voor dat het bosbrandje extra olie krijgt totdat het ravage aan kan richten. Mijn vriend beneden is meteen enthousiast door die beweging. Harry's ogen smeulen, net als de mijne. Ik kus hem nu wel op zijn lippen en duw mijn heupen stevig tegen de zijne aan. Het is moeilijk te zeggen wie de dominante is aangezien we meerdere keren over elkaar heen tollen. Lippen op elkaar, snakkend naar adem en handen die overal lijken te zijn. De weinige kledij is makkelijk te verwijderen. Grote pupillen kijken me aan. Hij buigt naar me toe en kust zachtjes mijn mondhoek.
"Ik blijf wel beneden liggen." Hij ontziet me. Ik kan absoluut niet zeggen dat ik dat niet waardeer. De kamer lijkt te klein, de warmte lijkt te veel en Harry lijkt overal te zijn wanneer hij met zijn duim gewoon een gat in zijn nek maakt, ontplof ik helemaal wanneer we volledig een zijn.

CUTE

Link'sWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu