|Hoofdstuk 6|

548 69 38
                                    

"You think you can just leave me? Oh well, maybe the day pigeons stop flying, but that isn't happening anytime soon, honey."

_Hoofdstuk: zes_

'Waar is ze?'

Amara gilde gefrustreerd terwijl ze wild met haar armen zwaaide. 'Haelyn!' Hysterisch rende ze het huis uit, terwijl Rafaël haar op haar hielen volgde en haar probeerde te kalmeren, al was hij zelf in paniek- waar in hemelsnaam was hun dochter?

'Amara! Kom op, doe rustig. Ik ga haar wel zoeken, onderzoek jij haar kamer in de tussentijd. Misschien zie je iets verdachts, en probeer haar te bellen, misschien neemt ze op, oké?' Bezorgd keek ze hem aan. Haar blikveld werd wazig en ze zette haar handen op haar hoofd.

'Wat als er iets met haar is gebeurd? Dit is allemaal mijn schuld, ik moest haar niet zo streng opvoeden... Hoe is ze al anderhalf dag weg en merken we het dat nu pas?' Tranen vloeiden als een waterval over haar wangen heen en ze probeerde ze weg te vegen met de achterkant van haar hand.

Rafaël schudde zijn hoofd heftig en hield haar gezicht vast, zijn ademhaling onregelmatig, alsof hij net een marathon had gerend. 'Ik ga haar nu zoeken. Maak je niet druk, we vinden haar wel. En als het echt nodig is, schakel ik de hulp van Owen in.' mompelde hij dat laatste.
Ze keek hem aan met een verloren blik, knikte vervolgens en draaide om, om naar binnen te gaan.

'En nu maar hopen dat ze in orde is en dat ik haar snel vind', mompelde Rafaël. Hij klemde zijn kaken op elkaar, schudde zijn vleugels uit en vloog met volle kracht de lucht in.

POV HAELYN

Ze hadden me in een ruimte -een kamer- gestopt, voordat ik ook maar kon vragen wat de bedoeling was en waar ik was, en of Jaziel nog leefde.

Hij is niet dood, dacht ik, meer om mezelf gerust te stellen en om ervoor te zorgen dat ik niet in paniek zou raken.

'Hallo?' vroeg ik hopeloos en mijn vuist raakte de gesloten deur al voor de derde keer. 'Wat moet ik doen?' Het leek alsof niemand me hoorde, waardoor ik opgaf en me omdraaide. De muren van de kamer waren grijs getint, het plafond en de vloer een lichtblauwe kleur; het leek bijna alsof het licht afstraalde.

Er was iets geplakt op de muur aan de andere kant van de kamer, merkte ik, en binnen een paar stappen was ik aan de overkant (aangezien de kamer niet groot was, hoogstens maar een paar meter). Toen ik er eenmaal voor stond zag ik dat het een thermostaat was. Het enige wat eraan ontbrak was dat er geen cijfers op stonden, dus ik hief mijn hand op en raakte de thermostaat aan met het puntje van mijn wijsvinger. 

Bijna gelijk trok ik mijn hand terug. Het was koud- zo koud, dat ik er de rillingen van kreeg. Wat was dit nou weer?

Geïrriteerd maakte in aanstalten om weer naar de deur te lopen, maar vanuit mijn ooghoeken zag ik dat de thermostaat opeens aangaf hoeveel graden het was.

Ik draaide me om en zag dat het 23 graden was. Niet slecht, dacht ik, maar wat nu?

Plotseling werd het 22 graden, waardoor ik fronste. Raar.

Ik besloot er niet teveel aandacht aan te besteden en staarde de thermostaat doelloos aan, aangezien ik niet wist wat ik moest doen en verveeld was, en ik al helemaal geen zin had om weer te bonken op de deur. Niemand zou het toch openen.

Ik knipperde een paar keer en wreef in mijn ogen toen de temperatuur nog verder begon te dalen. Het ging plots heel snel omlaag, van twintig graden tot aan vijf, net als een timer die met de seconde minder werd.

|| Nephilim || Where stories live. Discover now