|Hoofdstuk 14|

274 21 25
                                    

"You cannot swim for new horizons until you have courage to lose sight of the shore."

_Hoofdstuk: veertien_

Angelo had het uitgemaakt.

De bitch.

Aan de ene kant wilde ik huilen, aan de andere kant lachen. Ik had kunnen voorspellen dat zoiets zou gebeuren.

Diep in gedachtes verzonken liep ik de trap op naar mijn kamer. Ja, ik was boos en verdrietig, maar... ik voelde ook iets anders. Iets dat ik niet kon plaatsen. Ik schudde alles van me af en probeerde aan niets te denken; het zou me uiteindelijk alleen maar hoofdpijn en stress geven.

Net toen ik in bed lag en klaar was om in slaap te vallen, voelde ik de akelige sensatie terug komen. Alsof iemand me aanstaarde.

Te lui om mijn kamer te checken, sloot ik mijn ogen en viel in een diepe, eindeloze slaap.

○●○●○●○●○●○

Ik werd wakker doordat de sensatie terug kwam. Alleen dit keer veel sterker. Zo sterk, dat ik er spontaan kippenvel van kreeg.

Geïrriteerd fronste ik. Nog half slapend reikte ik naar de lamp naast mijn bed. Ik zou niet meer kunnen slapen, niet na dit.

Maar ik kon de lichtknop van de lamp niet vinden, waardoor ik mijn ogen langzaam opende en opzij keek.

Wat ik zag was niet wat ik had verwacht.

Twee grote, zwarte schoenen waren het eerste dat ik zag. Daarna zag ik de benen van een persoon, die bij de schoenen hoorde. Snel keek ik op, naar zijn gezicht. Meteen keek ik weer naar de schoenen.

Na een paar keer knipperen deed ik het nog een keer, alleen schreeuwde ik er dit keer bij.

'Niemand gaat je horen, niemand gaat je helpen, boo boo, nee, ik ben niet de slechterik! Stop het geschreeuw, je geeft me hoofdpijn,' zei Ryhael terwijl hij grimaste.

'Wat- hoe- waar- wat?'

'Dat.'

Ik gaf hem een dodelijke blik en ging rechtop zitten. Nu pas merkte ik dat ik lag op koud, hard beton. Fijn.

'Waar ben ik?' vroeg ik, rondkijkend. Het zicht was schitterend, de sterren fonkelden en er waren al een paar vegen indigo, violet en oranje in de lucht. Ik merkte dat we bovenaan een vuurtoren stonden.

Ryhael hield zijn hand voor me uit en hij hielp me overeind. Hij tuurde naar de verte. 'Ik denk...' hij zuchtte, haalde een hand over zijn gezicht heen en vouwde zijn handen achter zich. 'Ik heb eigenlijk geen idee. Ik denk dat we in je droom zijn, maar ook weer niet. Volgensmij is het een droomachtige realiteit, als je weet wat ik bedoel?'

'Eigenlijk, nee. Maar als je zegt dat dit een droom is, dan wil ik heel graag wakker worden, maakt niet uit hoe mooi het uitzicht is. Dus, ik ga weer slapen, adios.' Ik maakte aanstalten om weer op de grond te gaan liggen, maar hij greep mijn arm vast en stopte me.

Zijn ogen keken me dringend aan. 'Herinner je nog wie ik ben?'

Oh ja.
Shit.

Ik knipperde twee keer en keek weg. Ik moest acteren dat Samuel me had gehypnotiseerd en dat ik niets meer wist.

'Uh...' begon ik, schuifelend op mijn voeten, 'ik weet het niet... zeker?'

Hij liet me los (ik had niet eens gemerkt dat hij me nog vast hield) en draaide zich half om, zodat ik zijn zijprofiel zag. Hij grijnsde. Keek me aan vanuit zijn ooghoeken. 'Goed genoeg. Ik weet dat je me nog herinnert, Haelyn, dus stop met de act. Tenzij je aan het oefenen bent voor het theater, dan kan je verder gaan met oefenen.'

'Kijk- oke. Ja. Ben je nu blij? En wat zei je? Theater? Moet ik me beledigd of gecomplimenteerd voelen?'

'Je moet zelf weten of je je beledigd of gecomplimenteerd wilt voelen, maar nu is dat niet ons probleem. Ik moet weten waarom ik hier bij jou ben en hoe we hieruit komen.'

Ik keek hem aan alsof hij me aan het dollen was. 'Hoe bedoel je, hoe we hieruit komen? Kan ik niet gewoon weer gaan slapen?'

'Nee, lieverd, want ik ben hier ook,' zei hij sarcastisch, 'Je kan niet op dezelfde manier terug aangezien je niet alleen bent.'

Er volgde een stilte, waarin ik de puzzelstukjes bij elkaar zette en vooral de sarcastische "lieverd" probeerde te vergeten. 'Wacht. Je zegt dus dat je onbewust hier naartoe bent gesleept? Met mij?' Hij knikte, alsof het logisch was. 'Dus jij was degene die me de hele tijd aanstaarde? Elke keer? Sinds... hoe lang al? Een week?'

Zijn harde facade brak voor een paar secondes, het leek alsof hij betrapt was op het stelen van een snoepje. Zijn mond opende en sloot zich weer.

'Hoe ben je anders hierheen gekomen? Je staarde zeker nog voordat ik in slaap viel, daarom voelde ik me zo akelig... Ik denk dat je zo, onbedoeld, mee bent gesleept. Wat kan het anders zijn?'

Hij begon eindelijk met praten. 'Kijk, het is niet-'

'Niet wat ik denk?' vulde ik hem aan, 'Nou, ik denk dat je een stalker bent. Waarom volg je alles wat ik doe?'

Hierop gaf hij geen antwoord. Hij staarde naar de horizon, waar de zon langzaam aan het opkomen was. 'Ik wou dat ik het je nu zou kunnen vertellen, Haelyn,' fluisterde hij, nog steeds gefocust. Zijn plotselinge stemmingswisseling maakte me bozer dan ik al was.

Ik opende mijn mond om iets kattigs terug te zeggen, maar sloot het weer gauw. Iets zat hem dwars, en wat het ook was, het was een gevoelig onderwerp. We waren beiden gefrustreerd, niet wetend wat we moesten doen. We waren ten einde raad en opgescheept met elkaar.

Daarom besloot ik om mijn mond dicht te houden en op de grond te gaan zitten.

Hij keek me fronsend aan toen ik zijn hand vastpakte en eraan trok. Als antwoord klopte ik op de grond naast me. Een stille vraag om te gaan zitten. Hij haalde zijn schouders op en ging uiteindelijk zitten.

We staarden naar de opkomende zon in stilte. Het was mooi. Adembenemend. Alle kleuren mengden, het donker vervaagde. In de verte kon ik het geluid van vogels horen.

Dus draaide ik me half naar hem toe en zei zachtjes na een aantal minuten, wat leek op uren, 'Wat nu, Ryhael?'

●○●○●○●○●○●○●○●○●○●○●○●○●○●

Dus.
Vuurtoren, eh?

hehehehehe.

Laat hier een paar woorden achter, wie weet geeft het me inspiratie en kan ik er iets mee doen in het verhaal!

A'D'I'O'S

-Jaani

|| Nephilim || Où les histoires vivent. Découvrez maintenant