|Hoofdstuk 9|

454 37 55
                                    

"You say that you hate me, yet you look at me like you won't let me go."


_Hoofdstuk: negen_

'Ga weg.'

Ik keek met mijn armen over elkaar gevouwen hoe hij binnen kwam lopen alsof het zijn huis was. Hij zette het dienblad met eten neer voor mijn neus en nam plaats op het bed, een brede glimlach op zijn gezicht.

'Eet eerst, dan ga ik weg. Ik heb het zelf gemaakt.' Hij wees trots naar het eten, imiteerde mijn houding en keek me recht aan. Hij leek bijna op een kind dat voor het eerst een tekening aan zijn ouders liet zien. Ik knipperde een paar keer. 

'Nee, dankjewel. Ik ken je niet eens en ik heb niet eens gevraagd om eten. Wie weet heb je het vergiftigd', antwoordde ik bot- misschien iets te bot, omdat zijn humeur gelijk omsloeg. Hij stond op, zijn handen waren bij zijn zijdes gebald en zijn glimlach verdween. Zijn blik was onbeschrijfelijke, zijn mondhoeken hingen naar beneden. Oh nee. Ik voelde gelijk het schuldgevoel opkomen. Voordat ik mijn excuses kon aanbieden, sprak hij.

'Nou ja, weet je, ik vroeg er ook niet om om jou hier te hebben. Het is niet alsof ik jou nodig heb, maar jij zal me wel nodig hebben.'

Mijn adem stokte in mijn keel en ik slikte hard om de brok weg te slikken die zich in mijn keel vormde. Voordat ik mezelf kon stoppen, hoorde ik de woorden weer: de woorden die mijn bestaan bleven achtervolgen. 

"Niemand heeft je nodig!"

"Het boeit me niets, en het zal me nooit boeien! Stop met alles, Haelyn, alsjeblieft..."

Niet veel later voelde ik hoe een traan vanuit mijn ooghoeken viel, waardoor ik naar beneden keek zodat mijn haar voor mijn gezicht viel. Ruw veegde ik de eenzame traan weg.

Het deed pijn. Zoveel pijn.

'Huil je nou?' Zijn stem was iets voorzichtiger. Ik schudde mijn hoofd twee keer, keerde me om en plaatste mijn hand op de plek waar mijn hart zich bevond en wreef erover heen. Het stak, het pijnigde me, net zoals altijd.

Je zou bijna denken dat ik er gewend aan was.

'Hé. Kijk me aan.' Hij pakte mijn schouders vast en draaide me om. 'Laat me alleen.' fluisterde ik met mijn hoofd nog steeds gebogen en mijn ogen dicht geknepen. Ik wilde niet zwak zijn. 

Zijn vingers waren koud toen hij mijn kin vast pakte, mijn gezicht ophief en mijn haar uit mijn gezicht veegde. 'Haelyn... Sorry. Huil alsjeblieft niet.'

'Stop, anders ga ik ook huilen.'

'Kijk me aan. Alsjeblieft, open je-'

'Laat me alleen', zei ik gefrustreerd zodra ik mijn ogen opende en hem aankeek.

Hij negeerde me en keek me tussen samen geknepen ogen aan, hij bestudeerde mijn gezicht alsof ik een boek was dat hij nog nooit eerder had gezien. Uiteindelijk hief hij zijn hand op en bracht die naar mijn wang.

'Ik zal je niet meer alleen laten, Haelyn, ik zal bij je blijven. Ik zal er zijn om je tranen weg te vegen,' hij veegde met zijn duim een verloren traan weg, 'ik zal je proberen te beschermen, en dit allemaal klinkt zonder twijfel als onzin voor jou, maar ik zal zoveel mogelijk doen om je een beter leven te geven. Om je weer blij te maken. Je verdient zo, zoveel meer.'

Zorgvuldig veegde hij nog een traan weg en keek me aan met een kleine glimlach. 'Je kan op mij rekenen, goed?'

Ik staarde hem aan. Was hij serieus? 'Ik ken je niet eens.' concludeerde ik, nog erger gefrustreerd dan dat ik al was.

|| Nephilim || Where stories live. Discover now