|Hoofdstuk 8|

574 56 29
                                    

"It's you, it's you, it's you, I know that you can see me how I see myself... I know you can see how hurt I am from the inside, even though I smile day and night."

_Hoofdstuk: acht_

POV HAELYN

Ik was een marionet pop.

Eigenlijk was dat hoe ik me voelde.

De Aanvoerder liet alles checken- of ik alles nog herinnerde, of ik de kou had kunnen weerstaan en hij vroeg vragen, waarvan ik dacht dat sommige irrelevant waren. Ik reageerde passief, om te laten zien dat de kou me wel had aangetast. Natuurlijk liet hij alles doen, hij keek alleen toe.

Maar toen ik erover nadacht, kostte het niet veel moeite om een marionet te zijn. Al mijn hele leven was ik een marionet geweest. Ik moest altijd doen alsof ik blij was en meedoen alsof mijn leven niet beter kon terwijl ik het leven niet zag zitten, maar ik moest wel want anders zou iedereen merken dat ik niet meer wilde leven en dan zouden ze me uitlachen en zeggen dat ik niet moest overdrijven en dat zoveel mensen problemen hebben, of ze zouden me naar een psycholoog sturen en dan zou ik "gewoon depressie" hebben terwijl ik normaal wilde zijn en zonder problemen wilde leven-

Maar ik wilde niet meer leven. Met of zonder problemen, het maakte niet uit.

Ze zeiden altijd dat Hel kilometers onder de grond was, maar ik kon het niet geloven. Hoe kon ik geloven dat er een ergere Hel was dan de Hel die mensen Aarde noemen?

Het leven was niet kort. Als je ervan genoot, dan kon het kort zijn ja, maar ik had tot de dag van vandaag niemand gezien die niet ongelukkig was. Was er iemand die zijn hele leven gelukkig heeft doorgebracht? Nee. Het leven was lang. Het lag in een ieders hand om te beslissen hoe hij of zij het door zou brengen.

Alleen ging dat nooit echt hoe het gepland was. Er was altijd een obstakel.

'Hallo? Ben je er nog, Haelyn?' De jongen (of ja, man, ik had geen idee) die me ondervroeg keek me gefascineerd aan met zijn bruine ogen. Een van zijn mondhoeken was omhoog gegaan waardoor ik de kuiltje in zijn wang zag. Mijn ogen dwaalden af naar zijn lipring, die bleef draaien. Ik raakte bijna gehypnotiseerd. 'Ik vroeg of je een vriendje hebt. Misschien is het een persoonlijke vraag, maar het moet van hem.' Hij wees met zijn pen in de richting van de Aanvoerder, die op een afstand stond te ijsberen en met iemand sprak op de telefoon. Ik had niet eens gemerkt dat hij op was gestaan.

'Ben je serieus? Of ik een vriendje heb?' Ik keek hem aan, met mijn wenkbrauwen gerezen, en leunde achterover op de stoel.

Hij knikte gretig en leunde iets naar voor. 'Ja ja, heel serieus.'

'Wie zegt dat ik op mannen val? Misschien heb ik een vriendin. Heb je daar problemen mee?' Ik grijnsde toen ik zag hoe zijn mond openviel in een "oh". Hij fronste en keek me verward aan. 'S-sorry dan-'

'Awhh, het is maar een grapje. En ja, ik heb een vriendje.' zei ik voordat ik mezelf kon stoppen.

Oh nee. Niemand mocht weten dat ik een vriendje had. Zou Angelo al weten dat ik niet thuis was?

'Is het die gast die hierheen werd gebracht, samen met jou? Hoe heet hij? Iets met Jay?' Hij-waarvan-ik-de-naam-nog-steeds-niet-wist leunde meer naar voren en hij keek me aan met twinkelende ogen. Zonder dat ik iets zei, begon hij te ratelen. 'Je hebt wel een jackpot gewonnen, als ik eerlijk mag zijn. Ik ben jaloers dat ik niet degene was die hem hier naartoe droeg. Je moest zien hoe zijn haar alle kanten op stak en zijn ademsappel omhoog en omlaag deinde-'

'Wacht.' Ik hield mijn hand op en stopte hem met praten. 'Bedoel je Jaziel? Hij leeft nog?'

Nu was het zijn beurt om verbaasd te kijken. 'Wat? Natuurlijk. We zouden hem niet daar dood laten gaan. We zijn dan wel slecht, maar we zorgen er weer voor dat onze slachtoffers weer ik goede staat terecht komen.'

Hij ademde diep in en zuchtte. Ik opende mijn mond, om te zeggen "hij is niet mijn vriendje", maar de Aanvoerder kwam op ons af en keek me recht aan.

'Luister, Samuel. Breng haar naar haar kamer en kom vervolgens naar het hoofdkwartier. Er is een probleem', was het enige dat hij zei voordat hij weg liep en verdween.

Samuel. Dat was zijn naam dus.

:'D

Hij stond onmiddelijk op en nam me mee naar mijn kamer. Onderweh hoorde ik hem dingen mompelen zoals "Volgensmij zit Ryhael hierachter" en "Hij zit diep in de problemen", maar ik had geen idee over wie hij het had. Voordat hij de deur van de kamer dicht deed, zei ik: 'Wacht. Kan ik Jaziel zien?'

Met een zucht schudde hij zijn hoofd. 'Sorry, Haelyn, misschien later, maar niet nu. Ik zal mijn best doen. Ik moet nu weg, dus misschien als ik terug kom?' Hij probeerde de deur weer dicht te doen, maar ik duwde het weer open.

'Wanneer kom je terug?' vroeg ik bijna smekend. 'Alsjeblieft. Ik moet alleen zien dat hij in orde is. Meer niet.'

Hij kneep zijn ogen dicht en haalde een hand door zijn bruine haar. 'Morgen. Morgen, oké?' Hij keek me voor kort aan, en ik gaf op en knikte. Verloren keek ik toe hoe hij de deur dicht en op slot deed.

'Moet ik echt opgesloten worden? Wat als ik honger heb?' mompelde ik. Met een plof ging ik op bed liggen en staarde naar het plafond. Ik had honger. Wanneer had ik voor het laatst gegeten?

Langzaam voelde ik hoe wegzakte in een diepe slaap, totdat de deur open werd gegooid en iemand binnen kwam met veel geluid.

'Moest dat echt? Ik sliep bijna.' riep ik geïrriteerd uit, terwijl ik in mijn ogen wreef.

'Oh. Eh, klop klop?' Ik keek naar de deur en zag niemand anders dan de duivel met grijze ogen, een kleine glimlach op zijn gezicht.

▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪▪

Dat was dat, hoofdstuk 8! Het gaat zo langzaam maar zo snellll

Maandag start de hell weer, dus ik probeer nu in ieder geval veel te updaten... Ik kan niets beloven wanneer school begint...

En zijn er al ships gemaakt? Wie met wie? En wie in hemelsnaam is Angelo?

Maar goed, dat was het dan, tot de volgende keer! ❤

Adias,

haSTEH LEH BISTEH,

-Jaani.

|| Nephilim || Where stories live. Discover now