|Hoofdstuk 11|

504 42 58
                                    

"For all you do, for who you are, I will be forever grateful you are in my life."

_Hoofdstuk: elf_

{POV RYHAEL}

'Blijf stil zitten.' mompelde ik toen Haelyn heen en weer bewoog. Ik had haar haar uit de weg geschoven en focuste me op de plek tussen schouder en nek. Intussen keek zij de Aanvoerder aan met een vieze blik, die alleen mij aankeek, met zijn armen gevouwen.

Ik wist dat ik diep in de problemen zou zitten als ik niet luisterde naar de Aanvoerder. Hij kon me van mijn rank af halen en zou mijn krachten afpakken; ik kon dat niet riskeren. De vraag was hoe hij erachter was gekomen dat ik Haelyn had geholpen en nog belangrijker, wie mij had verraden. 

Voor nu hoopte ik maar dat ik hier doorheen zou komen zonder problemen.

'Wat is het nut hiervan?' zei Haelyn tegen de Aanvoerder. Zijn blik gleed kort naar haar toe, maar zijn aandacht was al snel weer gericht op mij toen ik naar haar toe leunde. Ik pakte haar onderarmen vast en probeerde te verbergen hoe bang ik voor haar was. Het idee dat ik haar pijn zou doen... Het klonk als een vloek. 'Je kon beter iets-' haar gezeur was onderbroken door haar eigen gegil. 'Ryhael! Auw!' Ze probeerde me weg te duwen, maar het lukte haar voor geen meter. Het schuldgevoel dat ik voelde werd groter met de seconde.

Ook probeerde ik om... voorzichtig de doen. Mijn hoektanden hadden haar tedere huid niet eens volledig doorboort. Voor een paar secondes bevroor ik en staarde naar een straaltje bloed dat naar beneden druppelde. Ik raakte weer uit de trans en likte het langzaam weg met het puntje van mijn tong.

Ze smaakte zoet.
Verslavend.

Ze rilde en hield mijn schouders vast. Haar ogen waren dicht geknepen terwijl ik haar langzaam leeg dronk.

Het voelde aan alsof ik weer voor de eerste keer iemands bloed dronk. Ik kon er niet genoeg van krijgen. Het leek alsof mijn hele lichaam onder stroom stond. Na een tijdje begon ze te ontspannen.

Ik ging zo ver dat ik niet merkte dat ze al bewusteloos was. De Aanvoerder zelf moest me stoppen. 'Ryhael. Zo kan het wel weer.' mompelde hij. Verward keek ik op en knipperde een paar keer. Haelyns hoofd was naar achteren gevallen met haar ogen gesloten. Vaagjes kon ik haar hartslag horen, wat erg afgezwakt was.

'Oh. Shit.' Ik liet haar van de schrik los en sprong op. De Aanvoerder gaf me een korte knik voordat hij de kamer verliet.

Ik zuchtte diep. Van opluchting dat hij me geloofde, of van de stress dat ik Haelyn dit aan had gedaan? Ik had geen idee.

Trillend haalde ik een hand door mijn haar. Ze lag zonder te bewegen op het bed. Mijn hart deed pijn bij het aanzicht.

Wat moest ik doen?

{POV HAELYN}

Toen ik wakker werd, was ik alleen.

Zwarte vlekken dansten vrolijk voor mijn blikveld en mijn nek deed zoveel pijn-

Ik vloog overeind. Ryhael. Mijn bloed.

Met een zure blik staarde ik naar de deur. Dat had ik weer verdiend. Natuurlijk moest dit gebeuren. Waar was iedereen? Was ik alleen?

Mijn maag gromde. Ik had honger.

...Alleen was ik zo duizelig dat ik niet eens op kon staan. Helemaal perfect.

Dus begon ik een staarwedstrijd met de klok. De minuten die overgingen in uren, gingen traag voorbij. Te traag. Zelfs mijn maag protesteerde.

Hij had gewonnen, want zodra de deur open ging, keek ik gretig toe hoe een vrouw (een bediende, een huisvrouw?) binnen met een dienblad. Met eten.

|| Nephilim || Where stories live. Discover now