21. Ik ren

85 7 0
                                    

Met mijn ogen op de duinen, loop ik op het strand. Ik zoek een nest, waar de draak/hond achtige zijn eieren zou hebben verstopt. De stranden zijn druk op deze tijd. Er staan eindeloos veel stelletjes te genieten van de zonsondergang, en veel staan te zoenen. Ik neem het ze niet kwalijk. Als ik hier met Miles zou zijn zouden we hetzelfde doen maar dat zijn we niet. Wij zijn halfgoden dus hebben we altijd wel wat te doen. Maar als dit hele gedoe klaar is, dan ga ik met Miles genieten. Dan neem ik hem mee naar Grieken land en dan gaan we de tempels van onze ouders, ooms en tantes bezoeken. Er komt een lach op mijn gezicht bij het denken van deze vooruitzichten.
Mijn zwaard is getrokken en een paar mensen kijken me raar aan. Ik weet niet wat ze zien. Het is wat de mist ervan maakt.
Het duurt niet lang voor ik weet dat ik meer op mijn hoede moet zijn. Er zijn steeds minder mensen en er lopen tintelingen van mijn instinct over mijn rug. Ik buig me een beetje zodat wat er ook achter de duin is, me niet kan zien. Dan kom ik bij een soort inham bij de duinen. Ik loop er in, gewoon omdat het voelt alsof ik het moet doen. En ja hoor. Midden op het duingras, tussen het gezoem van honderden krekels, staat een verlaten nest met 3 eieren. Ze zijn groen blauw en ze zijn van boven tot onder bedekt in schubben. Ik hef mijn zwaard en loop naar het nest. Ik weet dat hun mama ergens op de loer ligt en dat ik eigenlijk klaar moet staan om te vechten maar de verleiding om eerst naar de eieren te lopen is te groot. Ik loop dus naar de eieren en net voordat ik er eentje kan aanraken met het topje van mijn vinger hoor ik een gesuis van iets groots dat achter mijn rug mijn kant op komt. In mijn 12x goeie goddelijke reflex, draai ik me met een ruk om, pak ik mijn zwaard met mijn ene hand op het gevest natuurlijk, en met de andere hou ik het glanzende zilveren lemmet vast. Ik sta nu oog in oog met een grote, kwijlende, twee koppige hond die allebei zijn voor poten, op mijn zwaard heeft leunen. Ik knijp zo hard in het lemmet dat er bloed onderuit komt.
Hij blaft. En oh, je moet hem eens horen blaffen. Het maakt je gek. Het oorverdovende gekrijs van een honden lichaam, die twee sukkels van een koppen moet dragen, en dan ook nog eens de opdracht krijgt Van een sukkel om een halfbloed te vermoorden is ondragelijk. Het is hard en scherp en ik krijg de nijging om de zee in te rennen en naar Engeland te zwemmen. Hij blijft maar janken. Ik schreeuw het uit. Je snapt het misschien niet maar zijn geblaf doet pijn. Het lijkt alsof mijn oren uit elkaar worden getrokken elke keer als hij uithaalt en woef zegt. Hij is natuurlijk ook een soort draak maar ik heb het gevoel dat zijn enigste drakelijke instinct is on zijn nest met zijn eier baby's te beschermen.
Mijn hand snijd dieper in het lemmet als de hond meer druk op mijn zwaard uitvoert. Als ik nu geen beweging maar, word ik verpulverd door een poot. Ik laat dus het lemmet los en trek het zwaard naar links samen met mijn hele lichaam. Het zorgt ervoor dat er een snee in de huid van orthus komt, en even word het gejank gepiep, maar niet voor lang. Het lijkt alsof de wonden zichzelf hechten en dan meteen helen. Hij maakt een vrolijk geblaf en ik zweer dat als ik mijn Artemis kracht zou mogen gebruiken, en mijn best zou doen om hem te verstaan, dat hij zou zeggen "lekker voor je halfbloed, maar mij heb je niet zo makkelijk te pakken". Hij rent op me af. Ik kan niks. Ik kan geen vuurballen sturen om hem weg te jagen. Ik kan geen water muur maken om hem tegen te houden. Ik kan geen gat in de grond scheuren om hem zo woesj, meteen naar de onder wereld te sturen. Ik kan niks. Dus doe ik wat elk levend wezen zou doen in mijn situatie. Ik ren.

Dochter van Hera//Percy Jackson fanfictionWhere stories live. Discover now