6. Fijn, de jageressen komen ons redden

65 6 0
                                    

Eenmaal bij de Pegasi kiezen we de drie sterkste uit.
"Hey baasje" zegt de witte pegasus in mijn hoofd. "Ritje nodig?"
Ik loop naar haar toe en geef haar een aai over haar manen. "Ja duif" zeg ik. "We moeten naar Kansas. En hoe vaak moet ik nog zeggen: noem me geen baasje!"
Ik hijs mijn lichaam op het paarden lichaam, wat moeizaam gaat, want elke spier In mijn lichaam is uitgeput.
Alex en Polly klimmen op hun Pegasus en ze we sturen ze de stal uit. Ik hou stevig de manen van duif vast voordat haar omhoog commandeer. "Ga maar duif" zeg ik tegen de het witte dier. "Ai ai baasje! " zegt duif en zijn achterpoten zetten zich af vanaf de grond. De Pegasi van Polly en Alex doen hetzelfde.

We scheren door de lucht waardoor mijn armen en benen bedekt worden met kippenvel.
Eenmaal op goeie hoogte blijf ik ongeveer vijf minuten alert. Ik kijk goed naar beneden, of ik een teken van een monster zie. Maar daarna begin ik te knikken bollen. Ik heb de laatste drie dagen ongeveer 4 uur te slapen en ik merk het al langer dan nu.
"Rust wat uit" zegt Polly die ook relax op haar Pegasus Dols zit. "Je hebt het nodig"
Ik wil protesteren maar ik weet dat ze gelijk heeft. No way dat ik zo ga vechten. Ik geef me over aan mijn zware oogleden en val in een rusteloze slaap.

De droom begint zo: ik loop op een onbekende plek. Het is een stad, dat weet ik wel. Het ruikt naar bier en overal op straat liggen kapotte flessen drank.
Vanuit een steegje aan de zijkant van de weg hoor ik twee stemmen, die van een man en een vrouw.
"Gadverdamme, stervelingen zijn zo slordig!" Zegt de vrouwen stem. Haar stem is prachtig. Diep en vol alsof ze geeft geoefend om een gesprek te voeren.
"Kom, schiet op! Ik zei toch dat je andere schoenen aan moest doen" zegt de mannen stem. Er gaat een belletje rinkelen. De stem heb ik eerder gehoord.... ik weet alleen niet meer waar.
Ik loop het kibbelende paar achterna. Ik zie ze alleen van de achterkant maar het is zo donker dat ik van hun haar niet kan opmaken wie het zijn. Ik weet wel dat het haar van de vrouw perfect gekruld is. Het stuitert elke keer op en neer als een naald hak op de grond komt. Ik weet ook dat de man een lichaam in zijn armen heeft. Van een jongen van mijn leeftijd. Ik krijg een onheilspellend gevoel bij het aanzien van zijn slapende lichaam.

Ze stoppen bij een ingang van een hotel. Ze kloppen aan maar niemand doet open.
"Ach laat ook maar" zegt de man. Hij houd zijn hand even op de klink, het gloeit een beetje als de zon en de deur schiet open. Samen lopen ze naar de Balie. Er zijn geen lichten aan en nog steeds kan ik hun gezichten niet zien.
Ook al is het donker, er zit nog steeds een man achter de computer. Hij heeft een zacht uitziend Italiaans pak aan. Op zijn naam kaartje staat zijn naam maar ook die kan ik niet zien.
"de dode mogen plaats nemen naast de andere wachtende, de volgende pond vertrekt pas in de ochtend" zegt hij zonder op te kijken.
De vrouw wiens gezicht ik nog steeds niet kan zien, kucht zacht maar krachtig en legt haar perfecte hand op de balie. "We hebben haast" zegt ze. De man kijkt op en zijn gezicht veranderd.
"Oh, mijn vrouwe, het spijt me en mijn heer, sorry ik maak de pond al klaar". Gehaast loopt hij weg, gevolgd door het tweetal met de bewusteloze jongen. Ik loop ze snel achterna. Ze lijken me niet te zien dus ik neem de moeite niet meer om me te verstoppen. Samen met de balie man gaan we in een oud bootje zitten. Ik schrik als ik de man weer zie. Zijn ogen zijn totaal leeg. Alleen een zwarte holte van leed is te zien. Ik kijk naar de jongen. Er is bij het pondje zwak licht. Ik zie zijn gezicht. Over het midden loopt een dun wit litteken. Zijn haar valt zacht over zijn gesloten ogen. Ik weet dat als ze open zouden zijn dat ik erin zou verdwalen. Maar ze zijn gesloten. Hij is niet dood ik zie hem ademen. Zwak en onregelmatig, maar hij leeft.
"W-waar heen?" Vraagt de oog loze man zenuwachtig alsof de twee mensen Barack Obama en Beyoncé zijn.
"Een ritje naar Het Elysium" zegt de man arrogant. "En vermijd mijn oom. Ik heb geen zin ik de stank van de grootste dode die ik ken"

"Tia!"
Ik wordt wakker van Alex die me wakker schreeuwt. Buiten adem ga ik rechtop zitten.
Duif is aan het dalen. "Sorry baasje maar..... ik en mijn broers moeten rusten....Kansas is verretje weg...." zijn ogen dommelen dicht, nog voordat we de grond hebben geraakt. Alle drie de Pegasi vallen op de grond op een open plek in het bos.
Ik bevrijd mezelf uit de vleugels van duif en ga naast Polly en Alex staan. Ik herken de omgeving niet. Het bos staat vol met groene naaldbomen.
"We kunnen hier wat eten" stelt Alex voor. We knikken en gaan zitten. Hij haalt een plastic zakje met sandwiches uit zijn rugtas en legt ze voor ons. Hij en Polly vallen aan. Ik vervoer me niet. Ik zit te staren naar een boom en ik denk aan mijn droom. "Wil je niet?" Vraagt Polly aan me en ze houd een sandwich in mijn richting. Ik schud mijn hoofd. Ik kan geen hap door mijn keel krijgen. Niet na die droom... niet na die jongen in de armen van de man. De jongen in zijn armen met het litteken op zijn gezicht.... ik weet wie dat is. Het is Miles.

Wat toen gebeurde was totaal onverwachts. Terwijl ik aan het staren ben en Polly en Alex druk sandwiches aan het eten zijn, springt er een onverwacht beest ik ons midden. Het is een luidruchtig blaffende hellehond. Ik sta meteen op maar ik ben te langzaam. Hij springt naar me toe en ik ren een beetje achteruit. Op het moment dat hij me eigenlijk moet raken met zijn scherpe gloeiende klauwen, valt hij uit de lucht en ploft als een zak zand op de grond en veranderd meteen in stof. Verbaast kijk ik ernaar. Op de grond ligt een lange, glanzend zilveren pijl. Hij moet van achter mijn rug geschoten zijn geweest. Hij had nooit van Polly af kunnen komen. Die zit net zo verbaast als ik op de grond. Ik draai me met een ruk om. En daar staat, met een geheven glanzend zilveren boog Thalia Grace, aanvoerster van de jageressen van Artemis.

Dochter van Hera//Percy Jackson fanfictionWhere stories live. Discover now