Hoofdstuk 4.2 ~ Het stulpje van Sam

76 12 13
                                    

Vrijdag 1 april - 16.20 uur

We rijden naar het makelaarskantoor en in geen tijd is alles naar behoren geregeld. Ze zullen een belletje doen zodra er een klant is die wil komen kijken. Alles is bespreekbaar.

Als ze het huis weten te verkopen, krijg ik twee weken de tijd om te verhuizen. Qua ontruiming ga ik er dus fors op vooruit.

Eenmaal buiten, met de sleutel - nu voor het echie - vastgeklemd in mijn hand, geef ik Sam uit blijdschap een spontane knuffel. Ik schrik van mijn eigen impulsiviteit en duik al snel weer beschaamd bij hem weg. Het voelde zo natuurlijk aan, maar daar kan hij uiteraard heel anders over denken.
Dat is niet het geval, hij kijkt me lachend aan en ik zie pure vriendschap in zijn diepe blauwe ogen. Het is ook duidelijk dat hij niks merkt van mijn ongemakkelijkheid, want hij feliciteert me enthousiast met mijn nieuwe woning.

Vervolgens kijkt hij tóch ongemakkelijk, maar dat heeft met zijn volgende zin te maken: "Je vraagt je misschien af hoe ik weet dat dit huis als antikraakpand te huur was, maar dat komt omdat ik een straat hierachter woon. Ik kom hier bijna elke dag langs."

Dat vind ik absoluut geen probleem, ik lach en zeg: "Dat is helemaal niet erg, dan weet ik in ieder geval al één leuke buur te vinden."

Het is waar, ik zoek bij hem niet naar een verborgen boodschap of dubbele betekenis van zijn woorden. Wat hij laat zien, is hoe hij is en ik besef opeens hoe dankbaar ik mag zijn dat ik hem heb leren kennen en dat de vriendschap zo gemakkelijk is opgebloeid. Het is tijd om dat te erkennen en om niet meer moeilijk te doen met halve knuffels en moeizame momenten.

Dus ik zeg: "Toch bijzonder, drie dagen geleden kenden we elkaar nog niet eens en moet je zien wat voor een mooie vriendschap we nu hebben! Ik denk dat het niet zo moeilijk voor ons moet zijn om contact te houden."

Hij lacht terug en is het met me eens.

Het is even genoeglijk stil en dan kijkt hij me vragend aan. "Zo mevrouw, wat zijn je plannen nu? Je hebt een heel weekend om je te gaan settelen. Heb je ergens nog wat spullen opgeslagen? Eventueel kan je de meubels die hier al staan in een ongebruikte slaapkamer of het schuurtje zetten en je eigen spullen in gebruik nemen."

"Ik heb alleen maar de kleine zaken van mijn uitzet. Meubels en dergelijke heb ik nog niet, en als ik hier maar voor bijvoorbeeld een half jaar blijf, heb ik eerlijk gezegd ook geen zin om dat te blijven verslepen."

Dus dit is prima. Het is tijd om te settelen. Het voelt al als een thuis aan. Nog een jaartje sparen en ik kan iets dergelijks - alhoewel iets kleiner - kopen.

Gas, water en elektra was allemaal nog aangesloten en zit in de huurprijs. Maar er zijn natuurlijk geen levensmiddelen in huis, anders kon ik hem uitnodigen voor een kopje koffie. Hij ziet me twijfelen en zegt: "Zullen we het verder in mijn huis vieren? Zoals ik al zei, woon ik hier om de hoek en het is er niet zo onpersoonlijk als in het hotel. Bovendien kan je dan mijn broer ontmoeten, die is volgens mij gewoon thuis."

Ik stem in, ik ben ondertussen wel benieuwd naar zijn huis. Hij woont er samen met zijn broer, net zoals mijn eigen jongste broers, Olivier en Daniël, dat doen.
Mijn twee oudste broers zijn inmiddels allebei gesetteld met hun partner. Reinier is getrouwd met Samantha terwijl Peters vriendin Jill heet en ze hebben ieder een eigen huishouden. Heel natuurlijk, lijkt mij.
Zelf heb ik zo snel mogelijk afstand gehouden om niet in de beschermende kring van diezelfde broers te hoeven blijven. Natuurlijk had ik daar enkele dagen geleden spijt van, maar ik heb vrede met de situatie nu ik dit paleisje heb gevonden.

Eenmaal in de straat van Sam aangekomen - de huizen zijn in dit steegje een stuk kleiner, maar zeker niet minder mooi - blijkt Dennis er toch niet te zijn. Ik heb dan wel een beeld van hem - dat krijg je met een identieke tweelingbroer - maar omdat ik hem sowieso nog nooit heb gezien, heb ik er niet direct een gevoel bij. Ik zal hem hoe dan ook volgende week ontmoeten. Het enige dat ik jammer vind, is dat ik benieuwd ben of ik door hun uiterlijk heen naar hun karakter kan kijken. Met mijn eigen broers heb ik daar absoluut geen moeite mee, al lijken ze nog zo op elkaar. Ik ken ze te goed om me te vergissen.

Sam en ik drinken op mijn nieuwe huis en ik krijg een rondleiding door de zijne. Er staat niet heel veel meubilair en het huis is slechts minimaal aangekleed, maar dat is daardoor goed schoon te houden. Praktische instelling wel.
De beide slaapkamers zijn niet verschrikkelijk netjes, maar ook niet vies of rommelig; daar kan ik ook niet veel uit opmaken.

"Sam, wat doe jij zoal in je vrije tijd?"

Zodra ik dat heb gevraagd, zie ik hoe zijn ogen beginnen te glinsteren. Hij is toch echt een jongetje: de PlayStation, de X-box en de spelletjes komen direct tevoorschijn. Vervolgens - en dat valt in de lijn der verwachting - daagt hij me uit.

Hoewel ook ik hiermee ben opgegroeid én vier broers heb, is dit iets wat ik nooit interessant heb gevonden. In het verleden heb ik een paar potjes Super Mario gespeeld, maar ik ben er nooit echt goed in geweest. Gelukkig zie ik ook dat spel tussen de uitgebreide verzameling van Sam en Dennis zitten, dus als het dan toch moet, dan maar met een bekend spel.

We spelen vier potjes.

Ik verlies vier keer.

"Wil je me niet in ieder geval één keer laten winnen?" smeek ik half-lachend.

Sam grijnst en zegt: "Je speelt zo slecht, dat dat erg moeilijk is."

En daar moet ik het maar mee doen.

Als zoenoffer nodigt hij me voor het avondeten uit, wat ik graag aanneem. Het begint tegen de avond te lopen en plotseling trekt een eenzaam diner mij niet meer.
Sam staat op het punt om wat voorbereidingen te treffen als zijn telefoon overgaat. Uit het daaropvolgende gesprek maak ik op dat het zijn werk is, of hij toch nog even langs wil komen om wat details op een tekening te verduidelijken.

"Zo belangrijk kan dat toch niet zijn, op de vrijdagmiddag?" protesteert hij, mij verontschuldigend aankijkend.

Ik zie al waar dat heen gaat en gebaar hem dat het prima is om weer naar het hotel te gaan. We hebben immers alles gedaan wat gedaan moest worden en in het hotel hebben ze ook eten.
De steek van spijt negeer ik voor het gemak maar.

Resoluut sta ik dan ook al op om mijn tas te pakken, als hij ophangt.

"Ik moet even naar kantoor." Dat wist ik al en ik knik, gebarend naar de voordeur. Sam praat verder: "Dat zit hier vlakbij. Ik weet waar het over gaat en ik denk niet langer dan een half uur nodig te hebben. Je mag gerust hier blijven."

Het voelt een beetje gek om in een vreemd huis alleen te blijven, dus ik begin al te protesteren. Sam zegt: "Het hotel is de andere kant op en dan kom ik te laat."

Daar heeft hij me. Hij heeft me immers opgehaald, waardoor ik nu geen vervoer heb. Mijn plan om hem niet tot last te zijn werkt uiteindelijk niet heel goed uit.
Over mijn halfslachtige idee om naar het hotel te lopen, reageert hij zo verontwaardigd dat ik snel inbind.
Ik haal mijn schouders op. Tijdens de rondleiding op de begane grond heb ik een boekenkast met wat leuke titels erin gezien en ik denk dat ik me in die tijd wel zal vermaken.

Ik plof net op de bank als Sam de voordeur achter zich dichttrekt.

TweelingtestWhere stories live. Discover now