Hoofdstuk 4.3 ~ Vlinders in mijn buik

90 11 26
                                    

Vrijdag 1 april - 17.39 uur

Net als ik de eerste bladzijde heb gelezen, hoor ik de voordeur weer open gaan. Dat is snel.
Ik klap het boek dicht en loop naar de gang, waar ik Sam net zijn jas op zie hangen.
Lachend zeg ik: "Zo, wat ben je vergeten?"

Sam draait zich om en ik frons mijn wenkbrauwen. Dit is Sam niet, tenzij hij zich in die paar minuten om heeft weten te kleden. Natuurlijk is dat een optie, maar wat is het nut? Rijkelijk laat gaat het lampje bij me branden en ik zeg: "O... Hoi. Jij bent Dennis?"

De man voor me kijkt me verbaasd aan en zegt langzaam: "Ja, en wie ben jij?"

Prompt begin ik te stamelen, ik ben nooit zo goed in onverwachte situaties.

"Ik eh, ik ben Tessa. Ik heb je broer een paar dagen geleden in het hotel ontmoet. Hij heeft het over jou gehad, dus vandaar dat ik je naam ken."

Aan zijn blik zie ik dat hij mijn naam ook herkent. Sam heeft het dus inderdaad over mij gehad. Dennis is even stil en wat mij opvalt is dat hij minder snel lacht dan zijn broer. Dit is duidelijk een ernstiger type. Zelf weet ik niet altijd op de juiste woorden te komen en waar ik bij zijn broer niet om woorden verlegen zit, vrees ik opeens dat het bij Dennis heel anders zal zijn.

"Hoe weet je dat ik Dennis ben?"

Ik snap de vraag niet. Ik heb toch net gezegd dat Sam het over hem heeft gehad? Maar dan begrijp ik wat hij bedoelt: de gelijkenis.

"Jullie lijken inderdaad sprekend op elkaar, maar Sam ging een minuut geleden de deur uit en toen droeg hij een spijkerbroek. Hij was niet zo netjes gekleed als jij nu bent."

Ze lijken inderdaad ontzettend op elkaar, al zie ik persoonlijk een subtiel verschil. Al hun uiterlijke kenmerken zijn echter gelijk, dus ik kan er niet helemaal de vinger op leggen, maar ik zie zo'n onomstotelijk onderscheid dat ik bijna moet lachen. Wat was het ook alweer, waar Sam over opschepte, hun honderd procent gelijkheid?

Maar natuurlijk lach ik niet en ik zeg er ook niks over. Ik laat ze graag in de waan. Was er een foutje met de machine, of zou het toch de ervaring met mijn eigen broers zijn?

Dennis knikt en blijft dan een beetje staan dralen, net zoals ik. De stilte, waar ik al bang voor was, wordt oorverdovend en uiteindelijk probeer ik de gespannen sfeer te doorbreken door verder te praten. Met vlugge woorden - te vlug, want ik struikel over mijn tong - leg ik ten overvloede de afwezigheid van Sam en mijn eigen aanwezigheid uit.
Dennis onderbreekt me geen enkele keer, terwijl hij me aankijkt met soortgelijke ogen als die van zijn broer, waar echter iets heel anders uit straalt dan de gemoedelijkheid die ik ondertussen zo ben gaan waarderen bij Sam. De intensiteit van zijn blik zorgt voor vlinders in mijn buik, al zijn het meer spanningsvlinders dan de verliefde soort.
Ik denk niet dat ik zulke goede vrienden met Dennis zal worden.

Uiteindelijk lopen we weer naar de bank toe, waar mijn gekozen boek op zijn kop ligt. Doordat hij er nu is, voel ik me genoodzaakt om hem weer op de plank te zetten, maar er komt niet echt een gesprek. Dennis vertelt niks over zichzelf en ook ik val stil.
Ik voel aan dat hij voor mij beleefd wil doen en zich een indringer voelt in zijn eigen huis. Dat, terwijl ik juist wil dat hij gewoon zijn eigen ding doet.

Voorzichtig stel ik uiteindelijk voor: "Doe alsof je thuis bent."

Hij lacht niet, iets wat ik ondertussen ook niet meer had verwacht, maar hij staat wel op om wat drinken voor ons beiden in te schenken.
Met een glas voor ons vraag ik, inmiddels lichtelijk wanhopig: "Sam zei dat je in een boekenwinkel werkt, hoe bevalt dat?"

Omdat ik zelf graag lees, hoop ik daarmee een gespreksonderwerp gevonden te hebben waarmee hij niet gelijk stilvalt.

Hij kijkt me een tijd alleen maar aan en vervolgens zegt hij: "Zo, zei Sam dat. Dan zal hij vast ook wel gezegd hebben hoe het me bevalt."

TweelingtestWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu