Hoofdstuk 19

1.2K 90 23
                                    

De man voor mij, hij had gewacht met sterven om mij een laatste waarschuwing te geven. Ik mocht die brief niet open maken, ik moest vluchten. Vluchten.. Het stond altijd nog niet in mijn woordenboek. Ik beet zacht op mijn onderlip en keek naar de gesloten ogen, achter die oogleden had ik zijn angstige maar vastberaden grijze ogen gezien. Ogen die zelfs nu hij was gestorven bloeden. Het bloed druppelde van zijn gepunte kin alsof het tranen waren. Ze druppelde op zijn donkerblauwe blouse. Ik raakte zacht de wang aan van de man wiens hoofd draaide naar rechts. Alsof hij sliep. Het bloed vond zijn weg nu naar de grond, druppel voor druppel vormde ze een plasbloed. Ik snifte niet wetend dat een enkele traan langs mijn gezicht was gleden. Langzaam stond ik op, de man was in strijd gestorven en dat was op onze planeet de waardigste manier om te sterven. De andere was ouderdom, iets wat ons ooit alle zou raken.

Een vonk vanuit het apparatuur wekte me uit mijn gedachten en trok mij weer tot de panelen waar de zwarte envelop met de rode roos op lag. Vlucht... Weerklonk opnieuw de stem van de man maar ik weigerde er gehoor aan te geven en deed een stap naar voren. De beelden boven het paneel ruiste dus buiten wit,zwarte en zelfs grijze strepen viel er niks te zien. Mijn pianovingers gleden over de envelop heen waardoor deze de doorn van de roos raakte. Ik siste toen ik de prik voelde en trok mijn hand terug. Een druppel rood bloed vloeide uit het topje van mijn vinger die ik vervolgens traag in mijn mond stak. Mijn gezichtveld werd voor een seconde rood maar toen ik mijn vinger weer uit mijn mond haalde verdween deze weer. Net zoals het minuscule wondje wat de doorn van de roos had achtergelaten. Voorzichtig pakte ik de roos op, dit keer zonder me te prikken aan de doorns. De rode bladeren waren doordrenkt met bloed maar dat hield me niet tegen om aan de roos te ruiken. Rozen in onze wereld waren zeldzaam, dit omdat er op onze planeet niks echt groeide. Rozen en andere bloemen hadden namelijk licht nodig en dat was iets wat Gadara niet aan ze kon bieden. De geur was fris en zoet, bloemig..

Mijn ogen gleden weer tot de envelop en ik legde de roos neer om deze vervolgens met twee handen op te pakken alsof het breekbaar was of in elk moment kon ontploffen als ik er niet voorzichtig mee om ging. Met gesloten ogen opende ik de envelop toch weerkaatste er licht uit de envelop, dat zag ik omdat zelfs met gesloten ogen het licht was. Toen ik me ogen opende gaf het papier nog steeds licht en het beangstigde me. Licht was de zwakheid van de duisternis en gezien ik van Gadara kwam, was licht niet mijn grootste vriend maar het voelde niet aan als mijn vijand ondanks dit wel zou moeten. Geheel langzaam pakte ik het papier vast en trok deze uit de envelop.

De schermen sprongen gelijk aan en mijn ogen werden groter toen ik hem zag. Ik wist dat het een hij was, ik kon het zien aan zijn lichaamsbouw. Een atletisch lichaam, lang en licht van kleur. Een zwarte mantel en kleding verborgen zijn lichaam en een deel van zijn gezicht. Hij keek op, op naar de camera en ik durfde te zweren dat mijn hart even volledig stopte. Hij glimlachte zijn perfecte witte tanden bloot, zijn lippen waren dunner dan de mijne maar ik wist zeker dat ze perfect op de mijne paste. Mijn ogen fonkelde terwijl ik een vinger op het scherm legde. Zijn ogen leken net twee sterren, zo helder. Ze leken me te vangen en me in hun kooi te houden. Zijn kaaklijn was scherp, zijn gezicht was hartvormig te noemen maar een volledig gezicht kreeg ik niet te zien door het zwarte masker. Het gezicht draaide zich weer om en zijn lichaam bewoog zich naar voren. Ik volgde hem door verschillende beelden naar deze verdieping. Ik zag hoe de bewakers hem bestormde en mijn hart ging sneller slaan toen ik zijn soepele bewegingen zag, het was als een dans. Een dans van bloed en pijn precies zoals mijn vader mij dit ook had geleerd. Zijn zwaard was nauwelijks zichtbaar door de snelheid. Één voor één alsof het niks was storten de mannen te aarden en hij.. hij boog. Hij boog voor de camera naar mij maar toen hij opstond en mij eindelijk weer aan keek werden de beelden zwart. Het geruis als gevolg. Het leek wel een eerbetoon te zijn en alles zo gedaan dat de aanvaller stierf door zijn eigen fouten.

Ik keek naar de brief en begon te lezen.

Mijn liefste Ayano,

Zo rood als de roos, zo rood is ons bloed.

Ik hoop dat u niet te geschokt ben na al deze beelden. Ik hoop namelijk dat in u hart u dezelfde klopping voelde zoals ik die voelde wanneer ik naar u keek. Tevens wil ik dat u weet dat de traan die u huilde bij deze man niet voor niks was. De man is waardig gestorven in ons midden. Ondanks u mij niet ziet betekend niet dat ik er altijd ben. Ik was er zelfs bij u eerste kus, een kus die helaas niet door mij gestolen is. Een kus die u waardig zal zijn en niet liefdeloos.

Het spijt mij voor de rommel maar het was de enige manier waarop ik u hand kon vragen want alles wat ik van u vraag is een dans.

Wil u mij deze schenken, ik beloof dat ik u avond waardig maak.
Zoja, zie mij dan om 9 uur op de binnenplaats.

Vaarwel voor nu mijn liefste,

I

Ademloos had ik gelezen en hem nog een keer over gelezen. Ik kende niemand wiens naam begon met een i. Wie was deze vreemdeling en waarom reageerde mijn hart zo toen ik hem zag. Ik beet zacht op mijn onderlip, ik kon hem ontmoeten in slechts 2 a 3 dagen. Zou ik dat wel doen? Straks was het een val zoals Lucas zei, ik bleef namelijk toch wel de dochter van de generaal. De enige generaal van Gadara en dat niet alleen, mijn vader was de rechterhand van Cealos. Mij ontvoeren was als aanslag op de troon, mij ontvoering zou een oorlog ontketenen, dankzij mijn vader.

Ik slikte en stopte de brief weg toen ik naar de klok kreeg. Ik had nog 10 minuten om hier weg te komen voordat het leger hier naar binnen zou stormen en alles hier geëvacueerd werd. Met nog een laatste blik op de man en de bloedde roos die ik nu op hem had gelegd liep ik weg. De donkeren gangen op waar ik begon te rennen. Mijn benen voerde me verder want mijn hoofd zat nog steeds bij een tweestrijd. Ik wou hem ontmoeten, ik wou de man of jongen ontmoeten die dit had gedaan maar wat als alles een val was en ik nu gewoon hopeloos verliefd was. Ik schrok van mijn eigen gedachten. Verliefd... Ik mocht niet verliefd zijn, ik kon niet verliefd zijn op een onbekende. Maar wat wist ik nou van liefde, niemand had het me geleerd en als verliefdheid iets was wat mijn ouders samen hadden wilde ik niet eens verliefd worden. Ik vond het namelijk vreselijk, elkaar alleen maar verdragen, geen intimiteit zoals je las in boeken. Ja, wij Gadaranen hadden ook liefdesboeken, alleen in onze boeken gingen ze vaak dood of één van hen. Nee als ik liefdesboeken las, las ik die van Libunno, iets wat mocht omdat de planeet neutraal was. Niet dat ik tijd had om te lezen en als ik al las dan moest ik eruit leren. Maar ik kreeg vaker mappen onder me neus met oorlogsstrategieën en kaarten van planeten. Alles om me voor te bereiden op de toekomst, dat had mijn vader althans gezegd. Woorden waar ik niet tegen in ging want kennis was nou eenmaal macht.

De gangen wiens lichten eens knipperde waren nu volledig uit terwijl ik de brandtrappen oprende naar de oppervlakte. De gangen kleurde rood door het noodlicht en de borden met uitgang branden fel. Achter me hoorde ik gekraak en ik was nog maar net voorbij gerend of lampen storten zich neer achter me. Ik had geen tijd om te blijven staan want ik moest door wilde ik het op tijd halen, hoe langer ik hier zat hoe meer vragen het zou oproepen en daarbij als mijn vader de gangen ontdekte waar mijn naam in bloed was geschreven dan zouden de rapen pas echt gaar zijn.

De buitenlucht vulde mijn neus al en ik hoorde het bulderen al van mijn vader boven toen ik de grote deur opende, een deur die in de hoofdgang vermomd was als muur. ''Ayano.'' Hoorde ik mijn vader zeggen en ik boog mijn hoofd voor eerbied. ''Je zit onder het vuil en is dat bloed?'' Vroeg mijn vader wijzend op mijn kleding en ik keek langzaam naar beneden voordat ik op keek. ''Ja, ik denk het.'' Zei ik en keek mijn fronsende vader aan. ''Je denkt het.'' Zei hij afkeurend. ''Je denkt niks, je weet iets zeker. Hoor je dat. En nu naar buiten. Lucas brengt je thuis.. En ga je douche.. men mag niet zien dat mijn dochter onder het vuil zit zo vlak voor het bal.'' Zei hij met opgeheven hoofd en ik knikte. ''Ja, vader.'' Zei ik waarna ik langs hem heen liep. ''Ayano..'' Hoorde ik hem achter me. Ik draaide me om. ''Nog iets bijzonders gezien?'' vroeg hij. Ik schudde mijn hoofd, ''Niks wat Lucas u niet al verteld heeft vader.'' Loog ik en mijn vader knikte waardoor ik me weer omdraaide.

InfernoWhere stories live. Discover now