Hoofdstuk 30

1K 76 36
                                    

Wind blies in mijn gezicht, mijn haren wapperde door de kracht, donkere bruine bladeren gleden over de vloer en ik zetten een stap naar voren. Mijn hoofd ging omhoog en mijn borst ging vooruit, ik was zelfverzekerd van mezelf. Hij moest boeten voor wat hij Mikeala had willen aan doen en voor de moord op Thomas broertje, Tobias. De kilte van de kerk beangstigde me niet, ondanks de zwarte stenen op me af leken te komen.
De hak van mijn laarzen tikte op de grond terwijl ik vooruit liep, gevolgd door Lucas die met samen geknepen ogen rond keek.
Door de stilte die er heerste gaf ik mezelf de tijd om rond te kijken, te kijken naar de houten bankjes terwijl ik zelf op het paarse tapijt stapte van het middenpad. Het tapijt was geraffeld en aangevreten door de muizen en ratten die over de stenen balustrades en balken liepen.
Het licht van de kaarsen scheen op mijn gezicht terwijl mijn ogen richting het altaar gingen, voorin de kerk. Het altaar leek op het grafkist van Ichigo maar enkel was deze van marmer en zou dit altaar niemand verbergen. Het altaar was volledig verlicht met verschillende kaarsen en slechts met een paars kleed als aankleding. Toch waren het goudkleurige boek en de zilveren schaal vol water mij niet ontgaan op het altaar.
Ik keek achterom naar Lucas die om zich heen keek, ''Waar is hij,'' Gromde Lucas.
Ik voelde zijn frustratie, hij wilde net als ik de jongen die Mikeala had durven aanraken, een kopje kleiner willen maken. Moorden was namelijk niets nieuws voor ons en op het bedreigen van onze familie stond de doodstraf, geheel eigenhandig toegebracht door de familie zelf. Een eerlijk vonnis als je het ons vroeg gezien we je altijd de kans gaven om jezelf te verdedigen.
''Lafaard..'' Siste Lucas tegen niemand in het bijzonder terwijl ik mijn ogen ten kost gaf aan de beelden die in de openingen van de muur stonden achter de balustrades. Ik herkende vele beelden, ik herkende de eerste prinsessen en ik herkende de eerste prinsen en ik herkende de koning, maar haar beeld? Het beeld van de eerste koningin was nergens te bekennen totdat ik me omdraaide naar de deur, daarboven de uitgang stond ze, haar lange haren verspreid, haar handen omklemde een scepter die ze vol pijn in de grond leek te steken. Terwijl ik keek legde ik mijn hand automatisch op de ketting van steen om mijn nek om vervolgens een stap dichterbij te doen.
''Ik heb haar echt gezien, het was geen droom..'' Fluisterde ik mezelf toe.
Lucas keek me verward aan, ''Ayano.. Waar heb je het over?''
Ik keek Lucas aan en wees vervolgens op het steen beeld, ''Zij, ik heb haar gezien! Ik heb haar gezien in de arena toen Ichigo me neerstak.'' Zei ik, niet eens merkend dat mijn vinger begon te trillen terwijl ik er naartoe wees.
De verwarring in zijn ogen was duidelijk te zien terwijl hij zich ook omkeerde naar het standbeeld en mij vervolgens weer aan keek.
''Ayano, je ziet ze vliegen. Zij is al ruim een miljoen jaar dood als het niet langer is.'' Zei Lucas die vervolgens zijn armen over elkaar sloeg.
Ik fronste in boosheid mijn wenkbrauwen, ''Ik heb haar gezien! Ze vertelde me dat ik nog niet dood mocht omdat ik een grotere taak had!'' Schreeuwde ik naar hem waardoor mijn stem echode in de holle kerk.
Enkele vleermuizen kwamen van hun schuilplaats en vlogen door het vernielde raam naar buiten terwijl ik Lucas intens aan bleef kijken, ik zag het in zijn ogen. Hij geloofde me niet.
''Het was vast de adrenaline die door je heen ging toen je zag dat het haar niets kon schelen dat je stierf of niet.'' Zei hij tegen me alsof ik een klein kind was die moest leren lopen.
Ik kon al lopen en ik was niet gek, ''Ik weet het zeker,'' Fluisterde ik meer tegen mezelf waarna ik mijn hand liet zakken. ''En als jij me niet gelooft, ga ik je het bewijzen ook!'' Schreeuwde ik opnieuw naar hem, me opdraaiend naar het altaar.
Stampvoetend liep ik naar het altaar toe en ik hoorde achter me Lucas zuchtte, ''Ik zie je wel buiten oké. Deze plek geeft me de kriebels..''
''Schijter.. Bang voor die heksen zeker die er niet zijn. '' Mopperde ik terwijl ik verder liep naar het altaar, mezelf op me hurken werpend op het trapje voor het altaar.

Ik weet niet hoelang ik er zat, ik kon alleen maar naar de grond staren. Ik voelde me bekeken bij het altaar alsof de beelden mij beoordeelde. Ik had niet mijn handen samen gevouwen zoals Aemianen dat deden bij hun god ZOL of ik boog niet zoals andere dit deden. Ik wist niet hoe ik hier moest reageren maar alles in mij liet mij inzien dat ik hier moest zijn.
''Geef me alsjeblieft een teken, niemand zal mij geloven als ik ze vertel wat u mij vertelde. Ik wil niet alleen zijn..'' Fluisterde ik zachtjes waarna ik me hoofd oprichten naar de koning ondanks ik eigenlijk de koningin toesprak.
Met een klap ging de zware deuren achter mij dicht en verschrikt draaide ik me om.
''Lucas!''
''Ayano!''
Ik rende naar de deur toe om hard aan de hendels te trekken maar er kwam geen beweging in de deuren waarna ik me naar boven richten naar de koningin.
''Laat me eruit!'' Schreeuwde ik naar boven.

Een lach gierde door me heen, een lach die door merg en been ging.
''Het is grappig eigenlijk dat je smeekt tegen standbeelden,'' Lachte de stem.
Langzaam draaide ik me om de stem, twee oranje ogen keken me recht aan, roodbruine halflange haren wapperde om zijn gezicht heen terwijl hij rustig zat op één de balustrade bij de koning. Ik keek hem grommend aan, ''Laat me eruit of ik snij je strot door.''
Opnieuw een gelach waarna hij door zijn haren heen streek om me vervolgens intens aan te kijken.
''Waarom zal ik jou weg sturen als ik je hierheen heb gehaald.'' Fluisterde hij zoetjes waarna mijn ogen groter werden.
De grijns op zijn gezicht werd als maar groter terwijl hij zich soepel naar beneden sprong en elegant neer kwam. Hij liep vol kalmte naar me toe en ik zetten een stap achteruit tot ik zelf tegen de deur aan stond.
''Wie ben jij..'' Vroeg ik, proberend mijn stem arrogant en zelfverzekerd te houden maar ik snapte niet hoe deze jongen mij hierheen had gebracht.
De jongen grinnikte, ''Je weet best wie ik ben..'' Fluisterde hij, zijn vingers langs mijn gezicht strijkend. Vingers die ik gelijk weg sloeg.
''Nee dat weet ik niet,'' Verhef ik mijn stem, mijn ogen tot spleetjes geknepen.
''Misschien herken je me met zwart haar,'' Fluisterde hij zoetjes waardoor mijn ogen groter werden. ''Wat een illusie en een kloon al niet kan doen,''
Een kloon... Een Ilussie! Een kloon, ZIJN kloon had Mikeala bedreigd en Tobias vermoord!
''Jij! Jij bent J! Hoe heb je het lef om me aan te rak-'' Een hand werd op mijn mond heen gelegd en ik greep naar mijn riem voor mijn dolken. Een riem die niet langer meer om mijn middel zat maar in zijn andere hand waardoor ik hem slechts donkerder aan keek.
''Alsjeblieft noem me Juyou.'' Fluisterde hij mij altijd nog intens aankijkend.
''Ik snapte nooit wat mijn broer in jou zag, maar nu ik je zo voor me ziet..'' Zei hij waarna hij wuivend zijn hand weg trok.
''Nee, ik zie het nog steeds niet.'' Zei hij vol arrogantie.

''Moordenaar,'' Siste ik naar hem waardoor hij me slechts vermakelijk aan keek.
''Alsof de kleine prinses nooit iemand om het leven heb geholpen.'' Zei hij grinnikend.
Mijn ogen werden nauwer, ''Kies je woorden wijs Juyou.. ze kunnen wel eens je laatste woorden zijn.'' Snauwde ik terug.
Juyou trok slechts zijn wenkbrauw omhoog, ''Ik ben niet bang voor je als je dat soms denkt Ayano.. Je heb misschien een status geërfd van papa lief maar dat heeft geen invloed op mij.'' Siste hij.
''En jij mag misschien de hier Mister arrogant uithangen maar ik weet zeker dat je nog nooit echte liefde of affectie heb gekend, je bent waarschijnlijk slechts een boodschappen jongen.'' Kaatste ik terug.
''Touché..'' Fluisterde hij.

''Waaromheb je het gedaan?''Juyou keek me vragend aan, alsof hij mijn vraag echt niet begreep totuiteindelijk een grijns op zijn lippen speelde, een grijns die ik vol verlangenvan zijn gezicht af wou vegen. ''Zeg me niet dat jij niet geniet van het leed van de ander, het bloed en hetleven dat uit hen vloeit tot er niks meer over is..'' Fluisterde hij teder. ''Ik geniet normaal niet van iemands leed maar van jou leed zal ik extragenieten,'' Grijnsde ik. Opnieuw schoot zijn wenkbrauw omhoog maar dit keer was het niet alleen zijnwenkbrauw maar ook zijn mondhoeken, geamuseerd keek hij me aan. ''Wil je vechten prinses, kom maar op.'' ne\

InfernoWhere stories live. Discover now