Glad ijs

5K 141 4
                                    

‘Klaar,’ begon mijn vader, de spanning opvoerend, ‘voor de start…’ een wedstijdje op de ijsbaan. Ik hield van schaatsen maar niet van wedstrijdjes. Ik ben niet zo goed in verliezen…

      ‘AF!’ schreeuwde ik. Mijn vader had het verwacht en we stoven weg, mijn vader had de verkeerde baan, te veel mensen waar hij omheen moest, mijn moeder was een ramp op schaatsten, het ging tussen Pien en mij. Ik keek opzij, Pien keek opzij en toen gebeurde het. BOEM! Ja hoor, ik schaatste tegen iemand aan, recht in zijn armen. Ik schrok me rot, was even de weg kwijt. Ik keek de jongen in zijn ogen, hij glimlachte, maar zijn ogen glimlachte niet mee. Zijn ogen keken zou koud dat het leek dat zijn ogen de ijsbaan hadden bevroren. Hij liet me los toen ik weer in evenwicht was en stoof weg. Dat was wanneer ik het besefte, hij liet me los, zijn handen gleden van mijn armen af, alsof hij me zo lang mogelijk wilde aanraken. Ik draaide me om, om te zien waar hij heen ging. Zien waar V heen ging. Ik zag hem soepel door iedereen heen schaatsten en toen verdween hij, hij ging achter een man langs, maar kwam er niet meer achter tevoorschijn, ik was hem kwijt. Niet dat dat erg was, hij had me alweer met beide benen op de grond gesmeten, of nouja op het ijs. Hij had me uit mijn gelukkige dag gehaald.

      ‘Dat je niet meer eerste kan woorden betekent niet dat je de handdoek in de ring moet gooien lieverd, kom op, wedstrijdje tussen ons!’ riep mijn vader die me bijna inhaalde. Ik draaide me om, begon te schaatsen, ik schoot vooruit, Pien had gewonnen, ze stak haar armen in de lucht. Ik wilde niet meer tweede worden, ik wilde alleen zover mogelijk weg van waar ik  V had gezien. In beweging blijven, hem me niet nog eens laten pakken. Ik remde af voor de kant en viel in Pien’s armen waardoor we omvielen.

      ‘Ja als je ze snel gaat moet je vroeg afremmen gekkie,’ lachte mijn vader. ‘Wat was er nou?’ vroeg Pien.

      ‘Ik botste tegen een jongen op…’ antwoorde ik, geen leugen, eindelijk. ‘En daar was je zo van de kaart van dat je in dromenland was? Ben je verliefd? Wat zal Cris daarvan denken?’ plaagde mijn zusje me.

Ik keek haar boos aan keerde me om en keek over het ijs, opzoek naar de jongen die ik niet wilde zien. De enige bekende die ik zag was mijn moeder die op haar dooie gemakje aan kwam schaatsten.

      ‘Zo jij was op eens snel!’ zei ze tegen mij. Ik glimlachte, een glimlach die ook mijn ogen niet bereikte. ‘Maar niet snel genoeg!’ zei Pien triomfantelijk. Ik knikte. Ik had geen zin meer om te schaatsen, ik wist niet meer waar ik heen wilde, ik wist alleen dat ik alles behalve alleen wilde zijn, nu ik wist dat Hij in het park was. Want dat was hij, ik weet het zeker. Zijn ogen vergeet ik nooit, zijn handen vergeet ik nooit, zijn geur vergeet ik nooit, hem vergeet ik nooit.

Hij houdt van roodWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu