Te ruw

3.5K 132 7
                                    

Ik zucht. 

'Ja, het is hier mooi.' het is geen vraag, het is een gegeven, en waar. Ook al ben ik hier al geweest, weer is deze plek adembenemend. Ik loop naar een boom en ga er tegen aan zitten. V staat vertwijfeld tegenover me, alsof hij zenuwachtig is. Ik kijk hem vragend aan, hij doet zijn mond open om iets te zeggen maar sluit hem dan en glimlacht alleen. Hij loopt naar me toe en gaat op zijn hurken naast me zitten. Al zijn zenuwachtigheid lijkt als sneeuw voor de zon te zijn verdwenen en nu ik zijn geur ruik krijg ik de kriebels. Zijn zenuwen zijn niet verdwenen, ze hebben zich naar mij verplaatst, maar dat slaat nergens op. Waarom zou ik nou zenuwachtig zijn, ik ben niet verliefd, slechts verslaafd, hoewel slechts... Dan voel ik zijn lippen op de mijnen en al mijn gedachten zijn vergeten, ik denk alleen nog maar in kleuren, zacht rood roze, dat steeds donkerder en dieper wordt, steeds feller net als mijn verlangen. Mijn verlangen naar zijn aanrakingen, maar hij houdt zich in. Ik neem het heft in handen en pak zijn schouders, ik verzamel al mijn kracht om hem op de grond te drukken, maar het gaat verassend makkelijk. Niet omdat ik zo sterk ben, maar omdat hij mee werkt natuurlijk. Ik heb de neiging om mijn shirt uit te trekken, me vol op hem te gooien, maar ik hou me in. Ik word immers gedwongen, soort van. Oké, niet echt, ik wil het. Mijn lichaam wil het. Niet ik wil het niet, ik moet me inhouden, ik wil dit soort dingen alleen met Chris. Ik stop en kijk hem aan, zijn ogen zijn lichter dan normaal, hij kijkt speels. Ik ga recht opzitten, maar het is niet ver weg genoeg. Ik sta op en loop het bos in, steeds sneller ga ik lopen, ik draai me om een ren terug. Halverwege draai ik me weer om en nog eens. V is gaan staan, hij kijkt me aan met een enorme glimlach op zijn gezicht, een glimlach die ik van zijn gezicht wil slaan. Ik draai me weer om, zet drie stappen en draai me om, ik ga zitten. Ik weet het niet meer, ik weet niet meer wat ik wil. 

'Sta op.'

Ik sta op.

Waarom sta ik op?

'Waarom?'

Ik ga weer zitten, ik bepaal zelf wel wanneer ik ga staan!

'Omdat ik dat graag heb.'

'We willen allemaal wel eens iets, dat betekent niet dat we het ook krijgen.'

'Alsjeblieft?'

Ik schud wild met mijn hoofd terwijl ik naar de mieren tussen de bladeren kijk. Ik hoor de bladeren ritselen, hij staat naast me. Ik blijf stug naar de mieren kijken, ik probeer ze te tellen, mijn aandacht bij de mieren te houden.

'Eén...'

Ja zeg, ik ben toch geen klein kind!

'Twee...'

Voor hij drie zegt duikt hij op me, hij draait me om en drukt mijn armen op de grond. Er prikt een tak in mijn zij, hij ziet het maar het boeit hem niks. Waarom boeit het hem niks, vlak hiervoor leek hij toch echt nog een zeker gevoel te hebben, een zeker gevoel voor mij. Zijn ogen staan donker en ik wordt bang. 'V..v..veehee' mijn stem trilt, stom ding dat het is. 

'Te laat! Had je maar eerder mee moeten werken!' Hij draait me ruw op mijn buik en ik slaak een gil. Ik hoor hem lachen, gemeen lachen. Waar is die jongen van net, die me alles vertelde over zijn vader, over de twee strijd in hem. Ik snap het, oooh wat ben ik een sukkel. Dit is zijn vaders kant. Als ik mezelf voor m'n kop kon slaan zou ik het doen, maar helaas, V heeft mijn armen stevig vast. 

'V alsjeblieft, ik help mee, ik loop gewoon mee, alsjeblieft, niet zo!' schreeuw ik. Ik voel dat hij zijn hoofd schud, want hij schud ook zijn lichaam mee. 

'Nee, nee, nee, nee, nee. Je bent te laat, je bent te laat, je bent te laat. Ik doe het op mijn manier. Of je dat nou leuk vind of niet, ik hoop van niet.' Die jongen is gek geworden! Hij probeert mijn broek los te krijgen, maar het lukt niet. Gefrustreerd trekt hij aan de knoop en vloekt binnensmonds. Zodra hij een tweede hand nodig heeft zie ik mijn kans, ik draai me om en kijk hem recht aan. Zijn ogen staan donker, donkerder dan ooit. Ik zoen hem, ik probeer zijn moeders kant terug te krijgen, ik probeer zijn derde kant te zoeken. Alles probeer ik in hem naar boven te krijgen, alles behalve dit. Ik haat zijn vader uit het diepst van mijn hart. Oké oké, nu begin ik echt door te draaien. Wie zegt dat dit echt V's vader is? Ja V, maar die weet er niks van, hij heeft zijn vader nog nooit ontmoet, hij heeft geen idee wie die man is. Maar hoe je het ook wend of keert, ik wil deze kant van V niet zien. Wanhopig kijk ik in V's ogen, maar ik zie niks dan een donker zwart gat, ik kan me nu een voorstelling maken van hoe de hel er uit zal zien, ik zie het nu voor me, letterlijk. V draait me weer ruw om en trekt in een keer mijn broek omlaag. 'Een rooie onderbroek, je hebt het onthouden, wat lief van je, maar nu kan het me niets meer schelen, weg met dat ding!' Voor ik er erg in heb is hij binnen. Nog geen drie minuten later is het voor bij, ik voelde niks, ik voel me alsof ik dood ben geweest en langzaam weer tot leven kom, alsof ik langzaam uit de hel kruip, maar ik heb amper kracht, amper kracht om me uit die hel te trekken. Na wat voelt als een kwartier ga ik rechtop zitten. Ik denk dat hij me zojuist van mijn verslaving af heeft geholpen. Die kant van V, V... V is nergens te bekennen. Ik sta op en probeer me zo goed als dat kan te fatsoeneren en loop terug naar de open plek. Hoe kom ik thuis? Hoe ver zou het lopen zijn? Hoe laat is het eigenlijk? 

In een ruk draai ik me om. 

Daar staat V.

Zijn wangen zijn betraand en zijn ogen rood omrand. 

Hij doet een stap in mijn richting. 

'Ga weg!' zeg ik.

'Sorry' fluistert hij zo zacht dat ik het amper kan horen, hij doet nog een stap dichterbij.

'Ga weg!' schreeuw ik. 'Ga weg! Ga weg! GA WEG!' Ik strompel achteruit. 

'Dat had ik nooit willen doen.'

'Daar dacht je zonet anders anders over!'

'Dat was ik niet!' zegt hij hardnekkig.

'Dat was een deel van jou!'

'Dat is een deel van mijn wat ik verafschuw!'

'Doe er dan wat aan! Zorg dat het nooit naar boven komt!'

'Dat is toch wat ik probeer!' er lopen weer tranen over zijn wangen en ik krijg een steek. 

'Maar... maar' begin ik en dan schiet ik in de lach.

'Wat is er nou?!' V kijkt me boos aan, maar ik kan niet anders dan blijven lachen. 'Ik... jij... gewoon...'

'Wat?! Er is helemaal niks gewoon aan jou en mij en al helemaal niet aan ons!'

'We ruziën als een koppel.' ik veeg de tranen van mijn wangen. ‘Sorry, ik had niet moeten lachen.' V doet weer een stap dichterbij. 'Maar je mag nog steeds niet dichterbij komen. Ik vind je eng, weer als ooit te voren, enger nog.' Nu biggelen ook bij mij weer de tranen over mijn wangen, maar niet van het lachen dit keer.

'Je vindt me leuk.'

Ik schud mijn hoofd: 'Ik vind je eng.'

V schudt zijn hoofd: 'Je vindt een deel van mij eng.'

Ik knik: 'Doodeng.'

'En je vindt een deel van mij leuk.'

Hij houdt van roodWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu