Kamp Jackson

786 50 6
                                    

Sorry dat ik gister niks heb gepubliceerd!

Zoals wel verwacht, was ik de volgende ochtend erg verkouden. Waarschijnlijk was James ook ziek. Konden we samen achter Jackson aan gaan. 

"Je had het water niet in moeten gaan," zei Lily. Ze stond aan mijn voeteneind en keek me geërgerd aan. Al wist ze van mijn plan af om Jackson te volgen, ze vond het gevaarlijk.

"Nu kan ik wel achter Vilijn Junior aan gaan," verdedigde ik mezelf. "En James is met me mee. Dus ik ben niet alleen."

"Het komt goed, Lils," zei Marlene troostend. "Ze redden het wel." Lily zuchtte en draaide zich om naar de badkamer.

"Wees voorzichtig, Nina," zei Alice. Ik knikte. Zij was tenminste een beetje kortaf.

"Hoe laat wilde je gaan?" vroeg Marlene en ze deed haar stropdas goed. 

"Rond tien uur. Als iedereen al in de les zit, dan kunnen we ongestoord door de gangen lopen." Ik haalde mijn neus op. 

"Prima," antwoordde Marlene kort en ze begon aan het borstelen van haar haar. Ik rolde me om op mijn zij en probeerde in te denken wat er allemaal mis zou kunnen gaan. We zouden betrapt kunnen worden door Vilder en zijn rotkat. We zouden het kamp kunnen vinden en Jackson vermoorden... per ongeluk natuurlijk.

Lily kwam de badkamer uit en wierp me nog een bezorgde blik voor ze Marlene en Alice wenkte om naar de lessen te gaan.

Ik bleef achter en dacht nog wat verder na. Uiteindelijk stapte ik uit mijn bed en verrassend genoeg voelde ik me prima.

Al snel was ik aangekleed en ging ik op weg naar de jongensslaapzaal. James was daar als enige nog en grijnsde, toen ik binnen kwam.

"Klaar?" Vroeg ik en deed mijn blauwe vest goed.

"Yapp," antwoordde hij en strikte zijn veters nog even. "Laten we gaan."

We liepen de slaapzaal uit op weg naar buiten. Bij de Grote Zaal bleef James hangen, omdat hij honger had.

"Het is best warm buiten," zei hij, toen we de frisse lucht instapten.

"Wel lekker," zei ik en voelde de wind met mijn vlecht spelen.

In de verte zag ik een vage gedaante verdwijnen in het bos. Jackson.

"James, daar gaat ie," zei ik en wees in de goede richting. Zonder te antwoorden rende James naar het Verboden Bos. Met mij op zijn hielen.

Intussen had ik mijn staf al in mijn hand geklemd en rende we het Bos verder in.

Opeens James stond zo plots stil dat ik bijna tegen zijn rug aan botste. Hij gebaarde me stil te zijn.

Ik snapte waarom hij stil stond nu; voor ons liep de gedaante.

Diens cape wapperde wild achter hem aan en liep met snelle passen verder.

We volgden hem op een afstandje. Af en toe lette ik amper op, zodat ik half struikelde over losse takken.

Na een tijdje struikelen en James volgen, stond hij weer plots stil. Dit keer botste ik niet tegen hem aan.

We waren bij een soort kamp gekomen en de gedaante was ergens in een tent verdwenen. Uit een andere tent kwam een ander iemand. Ze had blond haar en een mantel om.

Wat me het meest verbaasde, was dat ze een meisje was. Na haar liepen er nog twee meisjes uit. Het ene meisje had kort rood haar en het andere meisje zwart haar. Ze droegen alle drie een zwarte mantel.

De gedaante die we volgden kwam ook zijn tent uit en het was inderdaad Jackson.

"Bespreking!" Riep hij en uit de andere tenten kwamen andere jongens en meisjes. Allemaal rond de vijftien.

"Goed, Anne," begon Jackson naar het roodharige meisje. "Nog nieuws van vader?"

"Niet meer," zei ze en boog.

Plots werd ik mee getrokken naar achter en in de bosjes verscholen. Het was James.

"We moeten voorzichtig zijn," zei hij zacht en ik knikte. Stiekem gluurde ik over de struik heen en bekeek de kring mensen met mantels. Jackson vroeg aan andere mensen of er nog wat gehoord was van Voldemort. Niemand had wat gehoord en daardoor werd Jackson alleen maar geïrriteerd. 

"En jij?" vroeg hij aan het blonde meisje van net. 

"Hij is ondergedoken voor het Ministerie van Toverkunst," antwoordde ze. Jacksons gezicht klaarde een beetje op. "Volgens bronnen zit hij bij de Jeegers."

"Prima informatie, Zoë," zei Jackson en hij draaide zich om naar de anderen. "Jullie gaan verder met het plan. Ik moet even met Lise spreken." Het meisje met het zwarte haar werd bleek en de andere mensen vertrokken terug de tenten in.

Jackson begon tegen het meisje genaamde Lise te spreken. Het was nogal zacht, dus hoorde ik niks.

"Je gaat niet dichterbij," zei James zacht. "Laten we terug ga-"

Voor hij zijn zin kon afmaken werden we gestoord door iemand die de bosjes opzij trok. Het was een jongen met een capuchon op. Zijn donkerbruine haar stak er aan de voorkant uit en zijn bruine ogen keken ons vuil aan.

"Wat moeten jullie?" vroeg hij. Zijn stem was zacht, maar kil.

"We.. we..." Ik kwam niet uit mijn woorden. Als het goed was, zat hij bij kamp Jackson. Dus hij was slecht.

"We komen hier om te kijken wat Jackson hier uitvoert," zei James in mijn plaats. De ogen van de jongen verzachten en hij trok ons omhoog en sleurde ons mee naar een bomen verderop. Ik greep mijn staf stevig vast.

"Luister," zei de jongen en keek snel achterom, om te kijken of er iemand was. "Wij zijn een clan van bloednimfen. Wij zijn niet zo wonderschoon als echte nimfen, maar wel net zo slim en snel. We moeten van Jackson een plan smeden om Nina Fontaine te vermoorden, zodat hij haar medaillon krijgt. Ondertussen moeten we informatie vinden over zijn vader."

Ik keek naar James die net zo naar mij keek. Verward.

"Genoeg info?" vroeg de jongen een beetje zelfvoldaan. Ik knikte.

"Zijn jullie ontvoert, of zo?" vroeg James. Ik keek hem straffend aan.

"Een soort van," zei de jongen weifelend. "Maar we krijgen veel eten als we ons werk goed doen. Ik heet trouwens Tyler."

"Euhm... Ik ben Nina...?" zei ik vragend. 

"Jan," zei James. Ik keek hem raar aan, maar snapte het al. 

"Nina en Jan wie?" vroeg Tyler nieuwsgierig. Mijn conclusie over bloednimfen was dat ze nogal nieuwsgierig zijn. Tot nu toe.

"Fontaine," zei ik op automatische piloot. James greep mijn arm stevig beet.

Tyler trok wit weg. "Jullie moeten hier weg, nu." Hij duwde ons richting Zweinstein. "Ik zal mijn mond houden."

"Tyler?" Hoorden we een jongensstem roepen. "Tyler!" James en ik renden zo snel als we konden terug. Ik struikelde dit keer niet over losse takken en al snel stonden we aan de rand van het verboden bos. 

"Dat scheelde maar net," hijgde James en ik knikte, waarna ik hoestte. Ik was alweer vergeten dat we ziek waren en eigenlijk in bed moesten blijven liggen. Ik deed mijn staf in mijn broekzak en wenkte James om terug te lopen naar het kasteel.

"We weten nu in ieder geval wat Jackson van plan is. Misschien kunnen we nog een keertje naar Tyler?" James sprong -letterlijk- het bordes op.

"Ja, maar dan wel met de anderen erbij." Ik keek op de grote klok en zag dat het al lunchtijd was.

"Keukens?" vroeg James die mijn gedachten beantwoorden. Ik knikte en we liepen naar de keukens.




Me and the MaraudersWhere stories live. Discover now