Hoofdstuk 36

117 18 0
                                    

Ik veeg voor de zoveelste keer mijn haar uit mijn gezicht en concentreer me weer op het modelvliegtuigje voor me. De kleine vleugels zijn donkerblauw geschilder, terwijl de rest wit is. En juist op de vleugels lijkt iets in een dun zwart handschrift geschreven te zijn. Het is amper leesbaar, maar na een half uur heb ik het eerste woord en een deel van een volgend woord: "Ze vie..." Wat ik ermee moet weet ik nog niet. Mijn gedachten dwalen weer af naar eergisteren. Vlak na mijn gesprek met Thomas ben ik weer weggegaan. Sindsdien heb ik hem niet meer gesproken. Hij zou langskomen als hij vorderingen maakte. Ik hoop echt dat hij snel het medaillon open krijgt.

'Em, heb je al iets?', vraagt Erin en ze buigt naar me toe om op het papier te kijken. Zijzelf was bezig met inventariseren van hoeveel speelgoed er in totaal tussen de spullen zit. De teller staat al op 34 en ze is nog niet klaar met tellen. Noah was er gisteren wel, maar vandaag is hij weer afwezig. Ondertussen maakten Erin en ik vorderingen. Vanochtend heb ik de woorden op het vliegtuigje ontdekt die ik nu probeer te achterhalen. Erin kwam er gisteren achteren dat ze de speelgoedkassa open kon krijgen door middel van een plastic sleutel die een maand later was geleverd. In de lade van de kassa vond ze een briefje waarop stond: "speelgoed, symbool van de jeugd." Sindsdien was ze bezig om te achterhalen hoeveel speelgoed er was.

Ik draai mijn papier naar haar toe zodat ze het kan lezen.

'Ze vie? Welke taal is dat?'

'Er komt nog iets achteraan', leg ik uit. Volgens mij was het een l. Ik ben er tamelijk zeker van. Behalve dat het zwart op het donkerblauw amper leesbaar is, is ook het handschrift in een soort oud kalligrafisch handschrift geschreven. Door alle krullen en decoratieve vormen die aan de letters zaten was het moeilijk leesbaar.

'Oké, ze viel? Wie viel?' Erins vragen beginnen me steeds meer te irriteren. Ik heb ook geen idee.

'Zal ik eerst het laatste deel ontcijferen voordat we vragen gaan stellen?' Erin schuift beschaamd weer terug naar haar eigen plek. Ik buig me weer over het vliegtuigje. De volgende letter lijkt een e, dat zou kunnen kloppen. Het gaat steeds makkelijker om de letters te ontrafelen. "Ze viele." Dan zou er een n achter moeten staan en daar lijkt de volgende letter wel. "Ze vielen"

Het kost me nog een tijdje voordat ik het volgende, laatste, woord ontcijferd heb. Zodra ik klaar ben komt Erin meteen kijken.

'Ze vielen binnen? Wie zijn die ze? Vielen ze hier binnen?' Erin is net zo in de war als ik.

'Ik heb geen idee, misschien is het duidelijker als we nog meer aanwijzingen vinden.' Blijven zoeken, dat is wat we het beste kunnen doen. Erin gaapt.

'Dit gezeur is vermoeiend.' Ik haal mijn schouders op. Klagen heeft geen zin. Wij zijn de enigen die toegang hebben naar de voorwerpen en zijn daarom de enigen die de code kunnen kraken.

We proberen nog een uur om meer op te sporen, maar we vinden niets. Erin is nog steeds bezig met het tellen van speelgoed en ik vind nergens anders meer verborgen boodschappen op datzelfde speelgoed. Het is ondertussen vijf uur en ik wil eigenlijk wel naar huis.

'Hey Erin, ik denk dat ik maar ga. Ik zie je morgen wel weer.' Erin reageert nauwelijks. Ze maakt een mompelend geluid wat klinkt als een groet, maar blijft geconcentreerd op iets wat ze opschrijft. Als ze iets ontdekt heeft, zie ik dat morgen wel.

Ik loop terug naar het dorp en ga langs de groenteboer om wat nieuwe groenten te kopen. Jammer genoeg kom ik niet Justin bij de kassa tegen, maar Liam. Ik had eigenlijk gehoopt dat Justin er zou zijn. Misschien heeft hij Thomas de laatste dagen nog gesproken.

'Kijk eens wie we daar hebben', zegt Liam als ik mijn spullen bij de kassa leg. Ondertussen toetst hij mijn boodschappen in.

'Hey.' Ik weet niet helemaal wat ik terug zou moeten zeggen.

'Waarom kom je eerst de spullen hier bezorgen om er later geld voor te betalen om het terug te halen?', vraagt hij grijnzend.

'Tja, dat is nou eenmaal wat ik hoor te doen.' Hij begint te lachen, alsof wat ik gezegd heb heel erg grappig was.

'Ik wist niet dat er überhaupt nog echte regels waren hier waar we ons aan horen te houden.' Hoewel hij niet serieus klinkt, twijfel ik of er geen serieuze betekenis achter die woorden schuilt. Gelukkig heeft hij al mijn boodschappen ingetoetst. Ik gooi alles snel in een tas en betaal.

'Ik zal eraan denken de volgende keer Erin hier te laten bezorgen', zeg ik nog voordat ik wegga.

Als ik over het plein loop, zie ik Donna het pandjeshuis binnengaan. Rowena werkt daar omdat daar veel vreemde spullen verkocht worden. Ik onderdruk de neiging om Donna te volgen. Rowena waarschuwt me wel als Donna ineens extra scherpe messen of vergif in begint in te kopen. Er zelf achteraan gaan, zou alleen maar problemen kunnen veroorzaken.

Bij mijn huis aangekomen vind ik een briefje in de rand van het raam naast de deur. Mijn vingers beven als ik het briefje loshaal. Ik was net blij dat de bedreigingen gestopt waren en ik geen briefjes meer vond. Met moeite weet ik het briefje open te vouwen. Het voelt alsof mijn hart in mijn keel bonkt.

"Hey Emily,

Het is gelukt.. Kom naar de plaats van de aanval.

Thomas"

Onderaan staat een slordige tekening van iets wat lijkt op een routebeschrijving naar de plaats van het ongeluk. Meer staat er niet. De boodschap is kort en krachtig. Ik weet dat hij het over het medaillon heeft. Is het hem echt gelukt hem open te krijgen? Maar waarom wilt hij me dat daar laten zien? Toch zet ik zonder verdere aarzeling mijn boodschappen binnen en ga dan het bos in.

Ondanks dat de route niet erg duidelijk getekend is, weet ik het toch aardig goed te vinden. Toch voel ik me niet op mijn gemak alleen in het bos. De takjes kraken onheilspellend onder mijn laarzen, al is dat ergens ook geruststellend. Hoewel iedereen binnen vijftig meter exact weet waar ik ben, zou ik dat ook moeten horen als er iemand in de buurt is. Bij ieder kraakje sta ik stil om te zien waar het vandaan komt, al blijkt het iedere keer een vogel of eekhoorn. Zo alleen is het bos naar mijn idee veel enger dan in het donker. Het idee dat ik hier ergens aangevallen ben, maakt het niet bepaald beter.

Ook kan ik het idee dat dit een valstrik is niet van me afschudden. Waarom zou Thomas niet gewoon vragen of ik naar zijn huis kom, of blijft hij bij mijn huis wachten? Zelfs het meertje is een logischere plaats. Maar nee, op het briefje staat uitdrukkelijk de plaats van de aanval. De enige keer dat ik daar geweest ben was met Thomas en Donna. Het is wel waar ik het medaillon in de eerste plaats gevonden heb.

Het briefje verwijst niet eens nadrukkelijk naar het medaillon. Er staat alleen dat 'het' gelukt is. Maar ondanks dat ik twijfel, keer ik niet om. Als het Thomas wel is, wil ik hem niet daar voor niets laten wachten.

Volgens de routebeschrijving kom ik in de buurt.

Inderdaad zie ik even later de omgevallen boom, die ik herken van de vorige keer. Verder is er niemand te bekennen. Geen Thomas, niemand. Ik kijk nogmaals om me heen, maar er is echt niemand. Misschien is Thomas wel allang weer weg omdat hij dacht dat ik veel eerder zou komen. Het was waarschijnlijk al half zeven geweest. Ik wil net aan de weg terug beginnen als ik plotseling iets verderop takjes hoor breken. Er komt iemand aan.


Untold Tales (Nederlands)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu