Hoofdstuk 71

120 15 0
                                    

Malcolm

De schaduwen om me heen lijken opnieuw even lichter te worden om vervolgens weer terug te vallen in hun oorspronkelijke duisternis. Volgens mij zijn de enige dingen ik nog zie: de dingen die ik me zelf indenk. Ik zie allang de ruimte om me heen niet meer. Tenminste, ik zie het nog wel, maar mijn brein heeft het opgegeven om het nog te registreren. Zonder te kijken weet ik ook hoe het eruit ziet. Zonder te horen weet ik ook hoe het constante getik klinkt. Zonder te ruiken ken ik ook de welbekende muffe geur. Zonder proeven ga ik ook over mijn nek van de drabbige flauwe smaak die de prut heeft die ze me te eten geven. Ik ben al dagen, misschien zelfs weken geleden, het besef van tijd kwijtgeraakt. Ik weet niet meer of het dag of nacht is, hoeveel dagen er verstreken zijn. Het eten komt onregelmatig, daar kwam ik al achter toen ik hier net zat. Er is niets waaraan ik iets kan bijhouden, alsof het hun bedoeling is om te desoriënteren. De kamer waarin ik vastzit, nog geen vijf bij vijf meter, is te klein. Het is net genoeg voor het bed, de wc in de hoek, de wastafel en wat ruimte om heen en weer te lopen, zoals ik de meeste tijd spendeer. Maar het is niet genoeg. De muren lijken vaak genoeg op me af te komen, ze willen me insluiten. Volgens mij fluisteren ze tegen elkaar, ze smeden complottheorieën om me in te sluiten als ik slaap.

De kamer is zwak gezegd deprimerend. Het enige wat me nog een sprankje hoop geeft is het luik. Via het luik in de deur wordt soms een kom met vieze prut naar binnen geschoven, niet vaak genoeg om mijn hongergevoel te stoppen, maar net genoeg om me in leven te houden. Die deur is het enige wat me hoop geeft. Die deur staat voor vrijheid. Door die deur ben ik hier ooit binnengekomen en misschien ooit kom ik er via die deur weer uit. Die deur betekent dat er een uitweg is, al is de hoop zo klein dat ik daar nog doorheen zal gaan.

Aan de deur trekken is een nutteloze bezigheid. Proberen het luik te openen is dat evenzo. Ik heb het allemaal al geprobeerd. Het hield me tenminste even bezig, want de tijd waarin ik niets te doen heb, vreesde ik in het begin het meest. De mens is niet gemaakt om alleen te zijn. We zijn sociale dieren die anderen nodig hebben om niet te vervallen tot waanzin. In die tijd dat ik alleen was met mijn gedachten kwamen de stemmen. Ze herinnerden me aan alles wat ik fout gedaan heb in mijn leven, aan waarom ik hier ben. En ik ben zwak. Ik leef liever in onwetendheid, dan dat ik daaraan herinnerd word.

Uiteindelijk hebben de stemmen en ik vrede gesloten. Ik hoor ze aan en zij schreeuwen niet te vaak, tot zo ver gaat de deal. Ik heb ze ook namen gegeven, dat wilden ze graag. De stemmen zijn nu met een stuk of vijf, al begon het met twee. Die twee zijn nog steeds de leiders: Veronica en Claudius. Claudius en ik waren eerst vijanden, maar we hebben vrede gesloten nadat ik hem naar de Romeinse keizer vernoemd heb. Dat vond hij blijkbaar wel leuk. Veronica haat ik nog steeds. Zij is de gemeenste van het stel. De andere drie: Jess, Levi en Patricia zijn minder erg. Al kan ik met hen ook behoorlijke discussies hebben. Soms heb ik het gevoel dat ze delen van mij zijn, ontstaan om me aan mijn slechte kanten te herinneren.

Het is ironisch. Een psychiatrische inrichting, simpeler gezegd: een gekkenhuis. Vroeger, voordat ik hier kwam, dacht ik dat ze hier gekken opgesloten hielden, maar ik heb geleerd. Dit is juist waar ze de gekken maken. Als je hier lang genoeg vastzit, ga je vanzelf dingen zien en horen die er niet zijn. Dat realiseer ik me op mijn heldere momenten. Op die momenten zie ik in dat deze plek me gek maakt en dat alles wat ik zie en hoor niet echt is. Op andere momenten heb ik geen idee meer. Dat is misschien wel het ergste: ik weet wat er met me gebeurd en er is niets wat ik kan doen.

Ik hoor het bekende klappende geluid van het luik. Ik duik zo snel als ik kan, op handen en voeten, op het eten, in hoeverre je het eten kan noemen. Zo snel mogelijk eet ik de kom leeg, je moet het snel eten, want je kotst het uit als je de geur eerst ruikt. Na de maaltijd blijf ik levenloos op de grond liggen. In mijn hoofd begint al het gemompel van de stemmen, Claudius is actief.

'Malcolm, ik vind dat het mijn beurt is nu.' Hij wil de controle overnemen, niet dat dat gaat gebeuren. Toch blijft hij zeuren. Met de kom sla ik mezelf tegen mijn hoofd, net niet hard genoeg om mijn echte schade aan te wenden. Na enkele slagen sterft de stem van Claudius weer weg, al weet ik dat hij snel genoeg terug zal zijn, gefrustreerder en kwader dan nu. Hij houdt er niet van als ik hem de mond snoer. Dan klinkt er een nieuw geluid, gevolgd door een bekende stem. Ze komen me halen.

Untold Tales (Nederlands)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu