De Tranen van Medusa: Een Vrouwelijke Odysee

28 1 3
                                    




In mijn binnenste heerst een oorverdovende stilte, een paradox die ontstaat als de straten zich vullen met het geluid van klagende zielen, hun verdriet zo luid dat het alles overheerst. Je zult ze niet treffen op je pad, onze liefdesverklaring aan de bedwelmende drank is sterk. Vraag haar niet waarom de alcohol zo rijkelijk vloeit, de reden kent zeer waarschijnlijk de gedaante van een man.

Ze kijken door me heen, deze vreemden, me niet herkennend. Want dag na dag, speel ik een rol, vervorm ik tot jou, tot hem, tot een ander gezicht in de menigte. Maar ach, wie zou ik anders kunnen zijn in deze wereld vol zielen, waarin elke identiteit al een eigenaar heeft gevonden?

Ik laat de reinheid van schuimend zeep mijn lichaam overspoelen, een zuivering die voorbij het oppervlakkige gaat. Mijn huid wordt bewerkt tot het punt van pijn, tot het zo dun is dat ik bijna transparant word. Dan begeef ik me naar de buitenwereld, een onzichtbare aanwezigheid in de menigte, mijn verlangen naar onzichtbaarheid vandaag eindelijk vervuld. Of anders, transformeer ik in het vloeibare levenselement zelf, het water dat mijn lichaam omarmt. Ik ga op in de tranen die ik vorige week heb gelaten, een samensmelting van het heden en het verleden. Samen verdwijnen we, mijn tranen en ik, in het niets, verdronken in de vergetelheid van het afvoerputje.

"Is dit uw volledige kracht, moeder?", smeek ik, "Is er niet meer in uw mars om uw vermeende duivelsdochter te vergruizen?" De liederen die uit mijn mond ontsnappen, in uw perceptie zijn deze hymnen geweven in de vurige krochten van de hel.

Mogelijkerwijs spuug ik venijnige woorden, verschroei ik diegenen die zich wagen nabij de vlammen van mijn spraak. Maar deze verbranding komt voort uit de man die mij tranen van bloed liet vergieten.

Ik schonk hem mijn moederkoek, mijn liefdevolle zorg, mijn ontblote zelf. Maar de melodieën van de liefde, die eens dansten op mijn lippen, zijn nu een stille echo. Jouw kus was de aanzet tot mijn vergiftiging.

Ik sprak gif, en zo sprak ik veel - tot mijn moeder, mijn vader, en alle andere zielen die mij hebben geleerd dat, ook al waait de wind geruisloos langs mij, ik zijn fluistering kan horen wanneer ik geconfronteerd word met blikken van weerzin.

Zo infecteerde ik anderen.

Als ik als enige overbleef in deze wereld, zou dat dan de hemel zijn?

Ben ik dan de hemel?

Ik had geen controle over mijn tong, en ze vervloekten me, verdronken in mijn vergif, en ik bleef achter.

Ze verwijten mij dat ik geen zuivere vrouw ben, geen fatsoenlijk wezen.

ik kan geen man bij mij houden en mij laten verteren in alle rust en stilte. Er zal geen man mijn binnenste kunnen kussen en mijn lippen daarna.

Er is geen man die mijn baarmoeder als thuis heeft gekend, en toch zijn mijn tepels door tanden verscheurd.

Geen vrouw zal ooit de tarwe malen, het brood bakken, noch haar naaktheid aan mij schenken nadat ik haar tranen heb doen vloeien als bloed.

Geen vrouw zal de wiegeliedjes zingen die mijn geest sussen, mij strelen tot de man in de maan zich verschuilt achter de sluier van de nacht.

Ik verlang naar de tedere omhelzing van een moeder, naar de onschuld van de kindertijd die ik achterliet.

Geen van mijn nog ongeboren kinderen zal mijn hand vastgrijpen, me danken voor de gave van het leven.

Het zal zijn alsof er een constante storm woedt in elk huis dat ik bouw, in elk gezin dat ik zou kunnen vormen.

Want je ziet, ik kan overal een clan scheppen, maar nergens de rol van moeder vervullen.

Geen dochter zal van mijn bloed zijn.

We zijn een eindeloze cirkel van vervloekte moederdochters, verliefd op elke man, elk paar bruine ogen, elke zachte hand die ons streelt alsof we onaanraakbaar kunstwerk zijn.

Soms verlang ik naar een vader, iemand die mijn bed opbouwt en daarna naar zijn werk vertrekt.

Maar ik heb jaren op de grond geslapen, en mijn vader dronk zich graag naar de hemel, arbeid was hem vreemd.

Toch, niets kan ik beter zijn dan een dochter van een moeder.

Mijn naam, ooit een zacht echoënde mantra in de oorverdovende stilte, draagt de betekenis van elke man volgen naar huis, elke muur besmeuren met de kreten van mijn hart, stukjes van mezelf in de hoeken van de wereld achterlaten en me vervolgens afvragen waar mijn wezen zich heeft verstopt.

Hij, de smid van woorden, hamerde mijn naam opnieuw uit. Hij doopte mij als Liefde, Muze, Narcist, Slet, waardoor mijn ware identiteit verloren ging in het labyrint van deze etiketten.

Ik kan me niet herinneren hoe ik de grip op mijn naam verloor. Maar de gevoelens, die staan gegraveerd in mijn geheugen. Het was een late nacht, de maan verborg zich achter de wolken, bang om de zonden te zien die zich onder haar zilveren schijnsel zouden ontvouwen. De maan wist wat de duisternis voor mij in petto had. Ik opende de deur voor zijn geluid, maar hij nam mijn lichaam als speelgoed voor zijn vermaak en liet me vervolgens achter.

Ik voelde me gereduceerd tot een schim. Een vrouw zonder naam, identiteit, land. Mijn ouders, God, de Duivel, waren allen verdwenen. Hij had mijn lichaam gestolen en het tot het zijne gemaakt.

Mijn stem was te zwak, mijn tranen te droog en mijn lichaam te fragiel.

Ik sloot mijn ogen en droomde over de hemel, de goddelijke wijn die ik daar zou mogen proeven en de prachtige kleuren die ik zou mogen zien.

Maar als God een vrouw heeft geschapen als vergelding voor Eva's zonde, dan verwerp ik Hem en kies ik ervoor om in de hel te dansen.

Het had niet mogen zijn, dat een vrouw geboren wordt.

Ik veracht de maan voor haar zwijgzaamheid over mijn lot. Ik zou voorbereid zijn geweest als de nacht met mij had gehuild, maar de hemel was helder toen hij zijn gruweldaad pleegde. Het leek een onbegrijpelijke paradox.

Ik verbied het! Een dochter! Zelfs Medusa is niet in staat elke vrouw te beschermen tegen de verleidelijke glimlachen van de mannen in de bar. Die mannen met hun zachte handen en bruine ogen.

Hoe zou ik mijn dochter kunnen weerhouden om zo'n hand te volgen wanneer mijn kamer bezaaid is met leugens, mijn huid getatoeëerd is met de poëzie die zij op mij hebben gekrast?

Waar is mijn huis? en waar zijn de muren gevuld met stilte en niet oorverdovend klinkend naar jouw woede.

mijn lippen spreken de taal van de liefde niet meer sinds de zomer, en de kampvuren en de bosbranden, de overstromingen.

Het waren jouw aanrakingen die mij terugbrachten naar de nacht waarop mijn hart bloedde, waarop je vergat de bloemen te wateren die jij in mijn lichaam had geplant

Jij lacht in mijn tranen, maar als een man aardig was voor mij was ik voor die man.

Waarom ben ik als vrouw geboren

Onthoud mijn liefde als je mij vergeetWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu