De ontmoeting

106 9 7
                                    

'Wakker worden!' Ik negeer het en draai me nog een keer om. Een trap in mijn buik, ik schiet overeind. 'Hé, Wat moet dat!' Dan zie ik pas de twee soldaten die voor me staan. Een van hun heeft een zwaard op mijn borst gericht. Ik kijk om me heen en zie dat ik voor een grote muur zit. De soldaat met het zwaard kijkt me onderzoekend aan. 'Wat is je naam?' Vraagt hij argwanend. Ik doe mijn momd open om te reageren maar sluit hem meteen weer. Hoe heet ik eigenlijk? 'Nou?' Ik kijk hem aan. In mijn hoofd schiet van alles voorbij. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? En hoe ben ik hier terecht gekomen? En op een of andere manier kan ik op geen enkele vraag antwoord geven. 'Nou?' De soldaat begint ongeduldig te worden. Ik kijk hem aan maar zeg niks. De soldaten kijken elkaar aan. 'Meekomen!' Ze tillen me op en nemen me mee.

Ik word meegenomen door de stad. Overal stonden kleine vervallen huizen. Op een groot plein was er markt overal stonden kraampjes kris kras door elkaar. De mensen probeerden van alles te verkopen. Eten, kleren, beeldjes, stoffen echt van alles. De bewakers duwen me vooruit. Als ik langs mensen loop kijken ze me aan met medelijden, of ze al weten wat er gaat gebeuren nog voor ik het zelf weet. Ik wil ze niet meer aankijken maar ik kan mijn blik niet los rukken.

Als we van het plein zijn komen we in de hoofdstraat. Overal waar ik kijk staan grote robuuste huizen. Ik kan goed zien dat hier de rijken wonen, de huizen zijn groot en rijkelijk versiert. Aan het einde van de straat staat een groot kasteel. Ik word naar binnen gebracht rechtstreeks naar de troonzaal. En daar zie ik hem voor het eerst.

Ik werd naar de troon gebracht. Op de troon zat een jongen van ongeveer mijn leeftijd ik kan me niet inbeelden dat hij de koning was.  Maar toch straalde hij het uit. Toen ik voor de troon stopte werd ik op een knie geduwd, een hand duwt mijn hoofd omlaag zodat ik niet meer naar de koning kan kijken. Er huist een oorverdovende stilte. Mijn hardslag slaat op hol. Dan klinkt het verlossende woord. 'Sta op.'  Langzaam komen we overeind. Ik durf hem niet aan te kijken. 'Wat is het probleem Heren?' vraagt hij. De soldaten kijken elkaar zenuwachtig aan. 'Nou,' Begint een van hun. 'ze lag te slapen voor de muur van de stad, en toen we vroegen hoe ze heten wilde ze niet antwoorden.' De koning kijkt me aan. 'Hoe heet je?' Ik weet niet of ik moet antwoorden. Ik kijk hem voor nog geen seconde aan. Hij kijkt me aan, zijn ogen branden. hij verheft zijn stem. 'Hoe heet je!' Ik durf niks te zeggen. Weer is het dood stil. Dan breekt de koning te stilte. 'Voer haar af.' De woorden galmen door mijn hoofd. 'Wacht!' Het is er uit voor ik iets kan doen. 'Ja?'zegt hij minachtend. Ik kijk naar de grond. 'Ik zou u graag antwoord geven op uw vraag. Maar ik weet het niet.' Hij kijkt mij spottend aan. 'Eigenlijk weet ik niks meer.' Ik kijk hem smekend aan. Wat kan ik er aan doen? Even lijkt het alsof hij me niet gelooft. Maar iets verandert als hij me in de ogen kijkt. 'Ben je je geheugen kwijt?' Even aarzel  ik, dan knik ik. De koning wenkt een bediende. 'Geef haar een kamer.' De bediende knikt en komt bij me staan. 'Maar koning, we weten niks van haar.' Een soldaat slaat zijn hand voor zijn mond. De koning kijkt hem ongelovig aan. 'Spreek jij me nou tegen?' De soldaat knikt als een klein kind  die is betrapt op iets wat niet mag.  'Maak dat je weg komt anders zet ik jullie allebei op de brandstapel!' De koning schreeuwt ze hard dat het een wonder is dat niemand gehoorbeschadiging op is gelopen. de soldaten maakte dat ze weg kwamen. En ik? Ik werd naar mijn kamer gebracht.

Liefde in een wereld zonderWhere stories live. Discover now