H3. The House On The Hill -E-

1.2K 50 40
                                    

Neverland, onbekend jaartal

Zonlicht kriebelt tegen mijn gesloten oogleden aan. Ik frons lichtjes en snif. Met een luide en tevreden zucht draai ik op mijn zij. 

Ik open mijn ogen ontspannen op een kiertje, maar knijp ze snel weer dicht. Veel te veel licht, veel te fel. 

Mijn hoofd is licht en dromerig, alles is één grote warboel. Mijn brein probeert mijn aandacht te trekken en te vertellen dat er een 101 dingen niet kloppen, maar mijn lichaam luistert niet. Nu eventjes niet. In geen tijden heb ik zo goed geslapen... Mijn lichaam is daadwerkelijk uitgerust. Toch hangt er een vreemde lucht om mij heen. Iets klopt er niet, begint mijn lichaam nu ook aan te geven. 

Maar ik geef er nog niet aan toe. Zo lang niemand mij wakker komt maken, blijf ik lekker liggen. Mijn bed licht tien keer beter dan anders, alsof ik op drie matrassen ben gaan slapen in plaats van één. Waaróm ben ik nog niet wakker? Is mijn wekker voor school niet gegaan? Is er niemand schreeuwend de kamer binnen gelopen dat ik te laat ben, en nog alle klusjes moet doen? 

Mijn hoofd op orde proberend te krijgen, loop ik gisteravond af. Stad. Huis. Steegje. Pleintje. Rivier? Ik frons. Vanaf daar wordt het wazig. 

Voorzichtig open ik opnieuw mijn ogen en kijk uit op het raam. Raam? 

Ik schiet op en kijk verward naar het raam.

Ik heb geen raam. 

Ben ik dood? 

Langzaam aan begin ik te beseffen wat mijn plan voor gisteravond was. Ik zou in de Theems springen. Ongrijpbare beelden schieten door mij heen, van een donker figuur en verborgen gezicht, maar ze zouden ook van een droom kunnen zijn. 

Dan begin ik beter te kijken. Ik lig inderdaad op een matras die voor drie telt. De onbekende kamer waar ik nu ben, is gevormd in een driehoek, met twee schuine wanden en geen plafond. Ik lig op een zolder. Achter mij zie ik een grote boekenkast en voor mij zit een gat in de vloer om naar beneden te komen. Ook ligt er willekeurig een vloerkleed, waarvoor niet de moeite is gedaan hem recht neer te leggen. 

Ik adem diep in door mijn neus. De geur kan ik niet plaatsen en het gevoel al helemaal niet. Maar ik heb geen intentie om te gaan klagen. Ik voel me oké. En dat is een groot woord voor mij. Oké. Mijn gevoel zit oké. Mijn eerste gedachte deze ochtend was niet: "ik wil dood." En zelfs nu niet. 

Nieuwsgierigheid voor deze nieuwe plek begint plaats te nemen in mijn hoofd, dus ga ik voorzichtig op de rand zitten en raak met mijn tenen de ruwhouten vloer aan. 

Het ligt vol met stof. Ik wil niet weten hoe lang hier al niet gelopen is. Alhoewel... Op sommige plekken is de stof dunner, alsof iemand er overheen heeft gelopen... Mijn kaak verstrakt. 

Wie was dat? Heeft diegene mij... Ontvoerd? Wat zijn ze van plan met mij? Of zijn die voetstappen van mezelf? 

Maar waarom en hoe ben ik hier zelf gekomen?

Ik schuif het bed uit en op mijn blote voeten loop ik naar het raam toe. 

Mijn mond zakt open. 

Het is alsof ik in een droom ben beland. Ik kijk uit op een bos, bomen tot aan de horizon, het is groter dan ik ooit heb gezien, en bergen steken er bovenuit, helemaal aan het einde. Ik zou het bos zelfs magisch noemen, en nu ik er zo over nadenk, is het ook een goede beschrijving voor mijn aparte gevoel voor deze plek, magisch. En de bomen... Nog nooit was ik buiten mijn stad geweest, laat staan bij een bos zo groot als deze. 

Een stukje boven het bos staat de zon. De ondergaande zon.

Hoe lang heb ik wel niet liggen slapen?

The Other Side Of The Moon | Neverland story | DutchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu