H43. What Does It Even Matter-P-

367 23 28
                                    

Ze kijkt op. Niks gaat aan haar voorbij. Hoe vol met verwarring ze nu ook zit, ze heeft nog steeds door dat er iets is. "Wat is het?" vraagt ze.

Ik heb ergens geen goed voorgevoel over. Er zit me iets enorm dwars.

Ik wil haar niet achterlaten. Ik wil haar beschermend bij mij houden. Maar ik wil ook dat ze krijgt wat ze nodig heeft. En op dit moment, ben ik dat niet.

Mijn handen omvangen haar zorgvuldig gevormde gezicht, haar zachte huid. Ik houdt haar blik stevig vast als ik het volgende over mijn lippen laat rollen. "Elizabeth... Wat er ook gebeurt, vandaag of ver in de toekomst..."

Even de moed opbouwen, even diep ademhalen, om te zeggen...

"Ik hou van je." Ik durf haar niet meer aan te kijken. Ik druk een kus op haar voorhoofd en laat haar achter. Alleen met haar gedachten. En ik neem mijn eigen mee.

Ze gaat het niet terug zeggen, niet nu, vertel ik mezelf. Maar mijn diepste gedachtes willen het zo graag, smeken het. Ik heb bevestiging nodig, houdt ze ook van mij? Ik blijf langzaam lopen, oren gespitst.

Maar het blijft stil.

Ik richt mijn blik op de grond. Het is oké. Misschien komt het ooit nog wel. Gewoon niet nu, nu ze zoveel heeft om over na te denken.

Had ik het laatste wel moeten zeggen?

Meende ik het?

Ik weet zeker dat ik het meen.

Wat betekent dat?

Verandert dit iets?

Mijn voorgevoel blijft aan mijn maag knagen, smeekt me om terug naar haar te gaan en haar te beschermen tegen wat er ook op haar pad komt.

Maar ze heeft gelijk, en ik weet het. Ze heeft ruimte nodig.

Wat er nu op haar pad ligt, waar ik me zorgen om maak, is waarschijnlijk alles op een rijtje zetten. Dingen beseffen. Misschien zelfs haar magie ontdekken. En dat is iets wat ze ook alleen mag doen. Ik moet niet zo bezitterig doen.

Ik richt mijn blik naar boven, naar de lucht.

Help, zeg ik tegen niemand in het bijzonder. Of aan iedereen die het horen wilt. Als iemand me nu maar kon vertellen wat ik het beste kon doen...

Zodra ik het kamp weer in loop, wordt er angstaanjagend veel naar mij gestaard. Ik blijf even staan, terug starend, steek een hand op ter begroeting en ga bij het kampvuur zitten.

Al snel komt Jasper aangehuppeld. "Pan..." vraagt hij twijfelend. "Pan?" een korte seconde na de eerste, te ongeduldig om langer te wachten.

Ik richt mijn blik op naar de jongen, die de afgelopen tijd flink gegroeid is. Fysiek, maar ook mentaal, dankzij Elizabeth.

Jasper neemt dat met genoegen als antwoord. "Waar is Elizabeth?"

"Ze is nog in het bos. Ze had wat ruimte nodig om na te denken." antwoord ik, mijn gedachtes bij haar.

"Oh. Oké. Je vindt haar wel echt leuk, toch? Anders dan Wendy-leuk?"

Ik kijk hem aan, denk er over na. Dan glimlach ik. "Ja. Ja dat doe ik."

Het voelt anders met Elizabeth. Beter. Echter.

"Oké. Mooi zo." zegt hij en gaat vervolgens zwijgend naast mij zitten. Ik waardeer het, niet meer vragen, maar gewoon zijn aanwezigheid. Ook al gaat het waarschijnlijk tegen zijn gevoel in, en wil hij duizend-en-één dingen vragen stellen en dingen vertellen.

The Other Side Of The Moon | Neverland story | DutchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu