De volgende weken train ik hard.
Elke dag sta ik vroeg op en train, met de ochtenddauw nog op het gras, ten minste drie uur. Soms zelfs twee keer per dag. Elke avond val ik uitgeput op bed, sta op met spierpijn en begin opnieuw. Peter traint mijn snelheid, conditie, kracht, verdediging en aanval. Ik voel mezelf sterker en kan merken dat ik vooruit ga. Ik heb zelfs één of twee keer een gat in Peters verdediging kunnen vinden, ook al verdenk ik hem er van dat hij dat expres gedaan heeft. Zodat ik de moed er in zal houden. Soms komt Jasper stiekem kijken en moedigt hij mij binnensmonds aan van achter een stapel hout, aangezien het trainingsveld zo ongeveer verboden toegang geworden is, als iemand er traint. Peter en ik doen alsof we hem niet zien.
Er hangt een fijne, relaxte sfeer in het kamp. Er zijn geen discussies meer over mijn invloed, ook al zit ik er zelf wel wat mee. Niemand kan ontkennen dat er wat in gang is, dat er wat gebeurd, alleen durft niemand het meer naar boven te brengen. De vorige keer had dat niet erg goede gevolgen.
En dan is er nog de zwarte plek. Langzaam aan groeit het, minder snel dan de eerste dag. Gelukkig maar, anders zou ik er ongeveer helemaal onder zitten inmiddels. Meestal doet het niks, maar soms, zonder enige waarschuwing, gaat er vanuit de plek een enorme steek door mijn lichaam. Voor een seconde ben ik bijna helemaal verlamd van angst. Niet omdat ik de plek zo eng vind, maar mijn theorie is dat die plek het veroorzaakt. Ik heb het aan niemand laten zien. Op een of andere manier schaam ik me er voor. Het is alsof ik het ongeluksmeisje ben. Er is altijd wel wat met mij. Ik wil dat er nu gewoon eens niets met mij is. Gelukkig gebeurt het eigenlijk altijd als ik alleen ben.
Tot vandaag. Vandaag had ik die luxe niet.
Vandaag heeft Peter besloten om met een stok het zwaardvechten te oefenen, ook al vind ik pijl en boog leuker, en ben ik er beter in. Toen ik protesteerde, zei Peter: "Daarom moet je juist dit gaan oefenen, zodat je dit straks net zo goed kan." Ik had met mijn ogen gerold, want ik wist dat zijn grootste reden is dat híj zwaardvechten veel leuker vind, maar ik ben er niet verder tegen in gegaan. Van man op man op een korte afstand, kan dit ook handig zijn, tenslotte. Of als mijn boog zou breken.
In slowmotion doen we de bewegingen. Hij valt aan, en ik hou mijn stok in de juiste positie om de zijne te blokkeren.
"Oké, goed. Nu iets sneller." Na de vierde keer is hij eindelijk tevreden.
We herhalen het, nu sneller, en tot mijn verrassing gaat dat ook goed. Boven, links, links, rechts.
"Goed! Nog een stapje erbij." Nu gaat hij gelijk door.
Boven, links, links...
En dan gebeurt het. Er schiet, uit het niets, opnieuw een steek vanuit mijn arm door mijn hele lichaam heen. Automatisch krimp ik in elkaar, mijn stok valt uit mijn hand.
Mijn hoofd suist en voor een seconde is het zwart voor mijn ogen. Een golf van angst spoelt over mij heen.
Zo snel als het is gekomen, is het ook weer verdwenen. Mijn lichaam doet weer normaal en mijn beeld is helder. Ik laat een zucht ontsnappen.
Vervolgens kijk ik recht in Peters bezorgde ogen.
"Gaat het?" Hij heeft zijn slag op tijd kunnen stoppen, waardoor ik gelukkig niet geraakt werd, bovenop mijn "fijne" ervaring van net.
Shit. Denk, denk, denk...
Ik wrijf over mijn arm. "Ja, ja. Gaat prima. Ik denk dat ik die laatste net wat verkeerd op heb gevangen." Intensief staar ik naar de stok op de grond.
Geweldig. Nu denkt hij ook nog eens dat ik niet tegen een klein stootje kan, en mijn wapen maar gelijk laat vallen.
Peter zet één grote stap en pakt mijn pols vast, die hij uitgebreid bestudeert. "Doet het pijn als ik dit doe?"
JE LEEST
The Other Side Of The Moon | Neverland story | Dutch
FantasyWATTY WINNER FANTASY 2019 (Still screaming) VOLTOOID | The Boy Who Would Not Grow Up And The Girl Who Grew Up Too Fast | Het gebeurt altijd op het moment dat je het minst verwacht: Je leven die compleet veranderd. Als je het helemaal op hebt gegeven...