H4. Walking Towards The New Life -E-

870 40 10
                                    

In paniek kom ik omhoog en hap naar adem. 

Hijgend zit ik rechtop in een plas waar maximaal dertig centimeter water in zit, mijn handen hevig trillend. 

Ik sluit stevig mijn ogen. 

Ik haat je. Waarom ben je zo bang voor water? Dertig centimeter, Elizabeth. Dertig.

Mijn doorweekte jurkje plakt aan mijn lichaam. Verwoed probeer ik de aarde vlekken van het witte jurkje af te halen. Gek genoeg gaat dit best goed.

Ik staar in het heldere water. Het heeft een soort stenen ondergrond, maar dan niet met kleine stenen. Het is één oppervlak met scheuren er in, alsof het een modderplas was en toen helemaal is opgedroogd. 

Geen plantje te bekennen. Vissen zouden hier wel niet in zitten.

Terwijl ik dit observeer, besef ik me dat ik überhaupt nog geen dier heb gezien. Geen muis, geen vogel, geen vis of zelfs geen spin. Dit laatste is geen onplezierige ontdekking, trouwens. 

Ik kijk naar de bosrand, en opeens krijg ik een gevoel van eenzaamheid. Hoe onopgemerkt dieren soms zijn, ze herinneren je er wel aan dat je niet het enigste levende wezen bent. 

Ben ik dat nu wel? Alleen? 

In mijn onderbuik begint er iets aan te dringen. Ik kijk terug naar het huisje. Hoe aantrekkelijk het ook is, ik kan er niet blijven. Ik kan niet in mijn eentje leven. 

-

De volgende ochtend knoop ik een doek bij elkaar. 

Ik vond het niet heel aantrekkelijk in het donker het bos in te gaan, dus heb ik tot de ochtend gewacht.

Ik vervloek mijzelf dat ik het hele brood op heb gegeten en niks heb bewaard, vind een waterfles en vul die tot de rand, vind lucifers, een klein stukje touw en neem een deken mee. Ik denk niet dat iemand ze gaat missen.

Dan richt ik me op de kleding. Ik trek de kleding aan en draai er verrukt een rondje in. Precies goed. Vervolgens pak ik de schoenen uit het schoenenrek. Met een plop schuiven mijn voeten er in. Verwonderd staar ik er naar en wiebel mijn tenen op en neer. Ik heb onmogelijke voeten om ooit fatsoenlijke schoenen te hebben gevonden, of het budget ervoor. Maar deze zijn perfect.

 Er hangt ook een jas aan de kapstok, maar daar is het veel te warm voor, dus die bind ik om mijn middel. 

Hoezeer ik het ook wil ontkennen, ik weet niet hoe lang ik alleen ga zijn. Wie weet zelfs wel tot de winter. Dus, de jas gaat mee.

Het jurkje stop ik in mijn tas, ik kan het niet over mijn hart krijgen om hem achter te laten.

Op zoek naar nog meer bruikbare dingen, trek ik een lade open. Er ligt een stapeltje met tekeningen. Geamuseerd pak ik ze er uit. Een boom, kaars, bloem... Simpele objecten, en eerlijk gezegd niet de beste tekeningen. Toch straalt er plezier van uit. Dan stuit ik op een tekening van een vrouw. Gelijk blijf ik hangen. Er gaat meer moeite van deze tekening uit, meer passie. Vooral rond de ogen is het heel rommelig, alsof ze duizend keer opnieuw zijn getekend. Maar het heeft geloond. 

Ondanks dat de tekenkunsten niet al te best zijn, is de vrouw is prachtig, uniek. Ze lacht, alsof ze net de zon voor het eerst in maanden weer ziet. Haar ogen glimmen. Zelfs via een tekening geeft ze je het gevoel om te gaan lachen, gewoon, omdat het leven zo mooi is. 

Met een schuin hoofd kijk ik er naar. Mijn eigen fantasie begint op te spelen. Ik zie de vrouw dansen, met een wijde rok die mee beweegt. Ik zie haar zingen en naar mij kijken, alsof ik er toe doe. Ik zie haar spelen met een kind en zijn houten blokken.

Ik schud mijn hoofd. Iets heeft deze kunstenaar goed gedaan. Misschien is het niet heel gelijkend, maar het gevoel is er zeker. De tekening van de vrouw heeft me oprecht geraakt. Ik leg de tekeningen zorgvuldig terug. 

Mijn hoofd gevuld met de tekening, loop ik de kamer uit. Ik durf niet om te kijken, ik denk niet dat ik dan nog zou gaan. Blik op de grond houdend, loop ik naar buiten, zorg ervoor dat ik in een normaal tempo de heuvel af ga. Alleen bij de bosrand draai ik me nog één keer om. 

Daar staat het witte, kleine huisje op de heuvel, met zijn bloemen die tegen de muur opgroeien.

Dankjewel, huis met je onbekende bewoners. Dankjewel voor mij even thuis te laten voelen. Dankjewel voor de dingen die je voor mij hebt achtergelaten. Ik weet niet hoe en waarom, maar dankjewel. 

Als een afscheid glimlach ik even.

Dan draai ik me om, snuif de mix van nieuwe geuren op en trek het bos in. 

The Other Side Of The Moon | Neverland story | DutchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu