H12. The Woman With The Knive -E-

599 26 87
                                    

Mijn hoofd bonkt. Hard.

Ik kreun zachtjes.

Au.

Ik wil mijn hand naar mijn hoofd brengen. Maar dat lukt niet.

Mijn ogen schieten verwilderd open en met een bonzend hart trek ik zo hard mogelijk aan de touwen, waardoor ze alleen maar strakker gaan zitten en in mijn polsen snijden.

Een gedempte gil verlaat mijn mond.

"Lieverd, probeer dat maar niet. Ik ken mijn knopen wel." zegt een stem. Vrouwelijk, bijna lieflijk zou ik het noemen, als het niet dat snerende randje had gehad.

De kamer is slecht verlicht, maar ik kan een donker figuur onderscheiden van het meubilair.

De aanval. 

Iemand was gewond. 

Waar is de rest?

Het donkere figuur stapt naar voren, onder een lamp, en gooit de kap die haar gezicht verhuld naar achter. Het is een vrouw, van rond de 30, zou ik schatten. Haar blonde haar is slordig afgeknipt en vervolgens in een staart gebonden, maar vele plukken hangen los. Ze heeft een klein wipneusje, dunne, verfijnde lippen met een wat onnatuurlijke tint rood. Haar lichtblauwe ogen spatten er uit. Al met al zou je een vrouw met haar gezicht mooi noemen, schattig misschien wel.

Maar deze kenmerken in haar gezicht doen ver onder aan de rest. Haar echte uitstraling komt  van de littekens die overal lopen, de grootste dwars over haar gezicht. Haar ogen kijken de wereld in alsof het haar niks anders dan pijn heeft opgebracht. Met diezelfde blik kijkt ze mij nu strak aan. Haar hele houding straalt haat, pijn en woede uit.

"Wat," mompel ik zachtjes, "waar zijn de anderen?" Ik slik moeizaam. Mijn keel is droog. 

Hoe lang ben ik weggeweest? 

De linkerkant van mijn gezicht is opgezwollen en mijn zicht door mijn linkeroog is dan ook beperkt.

Ik probeer rustig te blijven, maar van binnen klopt mijn hart in mijn keel, moet ik mijn best doen om niet in paniek uit te breken. Het is te veel zoals thuis. Het onveilige gevoel waar ik thuis altijd mee liep, spoelt ook hier over mij heen. Ze kijkt me net zo aan als mijn stiefgezin. De hoofdwond bonkt zoals thuis de rest van mijn lichaam dat deed. Zelfs de vieze lucht van sigarettenrook hangt hier, overheersend aan de aparte geur gemixte kruiden, of iets dergelijks, een geur die ik niet kan plaatsen.

Ze kijkt me beledigd aan. "Vraag je geen eens hoe ik heet? Dat is wel wat onbeleefd, hoor. Ik zal mezelf even introduceren. Ik ben Tinkerbell. Aangenaam kennis te maken... Elizabeth." Ze grijnst.

Ik denk niet dat we hetzelfde idee hebben van aangenaam kennis maken.

"Waar zijn de anderen?" probeer ik opnieuw. Mijn lichaam is stijf en uitgeput. 

Hoe lang zit ik hier al?

"Saai, saai. Alleen maar saaie vragen." Tinkerbell pakt een mes op en begint het te slijpen. "Je moet me beloven dat als ik je antwoord geef op je saaie vragen, je leuke vragen moet stellen, oké? Anders is er voor mij niks aan. Goed," gaat ze door alsof ik heb toegestemd. "ze zijn veilig... Denk ik. Ze liggen nog in het bos. Of hopelijk niet meer voor hun, dan zijn ze niet zo veilig... Kort gezegd, ik heb ze in het bos achtergelaten. Jij, meisje," ze staat opeens heel dichtbij en houdt met een vinger mijn kin omhoog. "bent het enigste interessante in dat kinderachtige kamp van jullie."

Ik houd mijn adem in totdat ze naar achter stapt, mijn ogen wateren. Ik voel me onveilig en klein. "Nee?" Protesteer ik zwakjes. "Waarom ik?"

Opnieuw komt ze dichtbij. Te dichtbij. Haar handen rusten aan weerszijden van mij, op de stoelleuningen. Ze kantelt haar hoofd. "Ze weet het niet, hé?" vraagt ze aan niemand die kan antwoorden. "Elizabeth, schatje..." Ze brengt haar hand met het mes erin omhoog. Met het puntje traceert ze mijn jukbeenderen. Net niet hard genoeg om me te laten bloeden, maar als ik zou bewegen....

The Other Side Of The Moon | Neverland story | DutchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu