H49. Carried By The Wind -E-

362 22 15
                                    

Duizelig door alle informatie, alle plannen, alle emoties, was ik naar buiten gestrompeld. Hook liet mij gaan, hoewel ik geen antwoord gegeven had.

De koude buitenlucht deed me goed. Ik was naar het einde van de boeg gelopen en daar blijven staan, ogen gesloten en diep in ademend.

Even tot rust, even nadenken.

Dat "even" kon geschrapt worden.

Heel lang nadenken.

Heel.

Lang.

Op een gegeven moment kwam Tinkerbell achter mij staan en kondigde aan dat we gingen eten. Ik had haar niet aangekeken, maar door haar stem kon ik wel raden hoe haar blik stond: geïrriteerd, hatelijk en lichtelijk jaloers. Daar ging onze groeiende band, had ik sarcastisch gedacht. Ik had geknikt en iets gemompeld in de richting van: "Ik kom er zo aan."

Ik ben nooit gekomen. Niemand was me komen halen. Ik vond het niet erg.

Na lang naar de zee te hebben gestaard, haal ik de foto tevoorschijn. Ik traceer de lijnen van mijn broer.

"Benjamin," ik fluister zijn naam hardop. Voor het eerst. Ik wou dat ik iets kon doen om ze te eren. Er was vast een begrafenis geweest, maar niks wat ik me kon herinneren. Kon ik maar wat doen...

Mijn vinger schuift iets op, naar het gezicht van mijn moeder. "Mary." Ik heb haar ogen, denk ik met plezier. Ze was zo'n mooie vrouw... En alles wat ik van haar heb kunnen onthouden, is haar vermoeide gezicht. Ik ben blij dat deze foto nu ook deel van haar is. Ze ziet er zo onbezorgd uit, zo... Gelukkig.

En dat zou ze ook voor jou willen.

De gedachte vliegt door mij heen.

Kan ik nog wel gelukkig zijn? Wat zijn mijn opties? Heb ik die? Mijn blik schiet naar het eiland, rechts achter mij. Neverland zoals ik het ken, is weg. Verloren. Met de grond gelijk gemaakt. Het komt niet meer terug, en de mensen op het eiland al helemaal niet. Ik heb precies twee opties: met Hook's plan meedoen, of niet.

Of een derde: ik spring nu overboord en verlos mezelf van al deze ellende. Geïrriteerd schud ik de gedachte weg. Zelfs nu nog, nu alles wat mij dierbaar was weg is, ben ík kostbaar. Wie weet, kan ik echt wat doen voor deze wereld, of voor Aarde. Wie weet, ben ik echt het meisje uit de voorspelling. Zo niet, dan is het toch over voor mij, en zo wel, dan kan ik iets moois bouwen. Zou dat heel erg zijn?

Maar Hook had zijn plan uitgebreid aan mij verteld. Tot op de details. Het zijn niet alleen maar mooie dingen.

Ik sluit mijn ogen en zucht diep. Dan stop ik mijn foto terug in mijn zak, in de cape van Peter. Ik ruik aan de stof. Het heeft Peters geur. Heel lang en heel diep neem ik de geur op.

Een koude windvlaag vliegt over het dek en een rilling trekt over mijn rug. Ik stop mijn handen extra diep in mijn zakken.

Daar strijken mijn vingers over iets zachts, iets wat niet in mijn zak hoort te zitten. Ik grijp dieper en haal het er uit. Langzaam opent mijn hand zich.

Op mijn palm liggen bloesemblaadjes. Licht roze, zachte, bloesemblaadjes. Ik zucht verrukt, maar ook gepijnigd. Het enige wat ik nog van het eiland heb...

Mijn gedachtes flitsen terug naar het aanbod.

Of ik weiger Hooks aanbod. Ik doe niet mee aan zijn plan om deze wereld perfect te maken. Om het leefbaar te maken voor de mensen die niet op Aarde behoren. Om er dingen mogelijk te laten zijn die nooit terug op Aarde zouden kunnen gebeuren. Maar ik zou ook geen opofferingen hoeven maken, mijn hart koud laten worden voor de mensen die ten onder gaan voor onze plannen. Als ik weiger, zou ik geboeid leven. Altijd in de gaten gehouden, nauwelijks te eten of te drinken, de zonlicht nooit meer op mijn huid voelen. Dat, tot ik de planeet voorgoed verlaat. Mijn moeder en broer achterna.

The Other Side Of The Moon | Neverland story | DutchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu