Hoofdstuk 28.

399 28 2
                                    

We staan allemaal tegen de muur aangedrukt, ik heb mijn mes in mijn handen geklemd, klaar voor de aanval. Buiten klinken de kreten van de grievers, ik sluit eventjes mijn ogen en blaas mijn ingehouden adem uit in een poging om mijn hartslag te kalmeren, maar mijn hart blijft als een razende tekeer gaan. Er klinken bonken boven ons, er is een griever op het dak gekropen, ik merk hoe sommige jongens rond mij zich bukken, aan de voorkant wordt er hard tegen de muur gebeukt. Gelukkig heeft de laar goede bouwers, anders zou onze schuilplaats al lang ingestort zijn. Het hout kraakt en piept, maar het kan de grievers nog tegenhouden, maar voor hoe lang nog. Minho staat naast mij met een mes in zijn handen, er klinkt nog een luide bons tegen het hout en er verschijnt een grote scheur. Nog enkele keren en de deur zal instorten. Snel trekt Minho me nog tegen zich aan en drukt een kus op mijn kruin. 'Ik hou van je.' fluistert hij, het klinkt als een afscheid. 'Ik hou ook van jou.' zeg ik en op dat moment begeeft de muur het. Er is nu niks meer tussen ons en de grievers. Een woede komt in me op, ik zal me niet laten bang maken door die grievers, over mijn lijk. Ik weet niet wat ik doe, maar ik loop roepend op de grievers af, mijn mes voor mij uit gericht. Deze nacht zullen ze niemand meenemen, niemand van de laarders en als ze er toch in slagen, dan zal ik ervoor zorgen dat ze mij meenemen.

Ik storm af op de eerste griever en die staat klaar om mij aan te vallen, zijn angel hangt al in de lucht. Ik stoot mezelf af en spring op de griever, ik slaag erin om mijn mes in de grievers rug te steken. De griever krijst en ik voel hoe een metalen klem zich om mijn middel sluit, ik word van de griever getrokken. Ik hang bungelend in de lucht, machteloos probeer ik me los te rukken. Mijn mes zit nog steeds in de rug van de griever. 'Sonya!' hoor ik, ik stop met worstelen en kijk naar diegene die heeft geroepen. Minho komt op ons afgelopen, maar het is te laat, de griever is al op weg naar de uitgang. 'Ik hou van je, Minho!' roep ik zo luid als ik kan, maar dan verdwijnt hij uit het zicht, ik zie nog net hoe hij zijn mes in een arm van een andere griever plant, vergeefs probeert hij bij mij te geraken. 'Ik hou ook van jou.' hoor ik nog net, waarna ik het labyrint wordt ingevoerd.

De griever neemt me mee verder en verder het labyrint in, twee van zijn vrienden hebben zich achter ons gevoegd. Ik ben gestopt met mijn pogingen om los te geraken, de ijzeren greep rond mijn middel vermindert niet en als ik blijf worstelen, verspil ik mijn eigen energie, die ik misschien nog nodig zou hebben. Mijn griever kruipt verder het labyrint in, ik denk aan Minho en de rest, ik krijg een brok in mijn keel, wat had ik gedaan? Ze zullen verdrietig zijn, maar ik weet diep in hun hart zullen ze het begrijpen, ik heb mijn leven opgeofferd voor hen. Ik wil niet dat er iemand anders zou sterven, het is mijn verantwoordelijkheid. Het voelt wel goed om te weten dat je zal sterven met een doel, om je geliefden te beschermen.

We stoppen voor de afgrond, waar het grievergat is. Ik frons mijn wenkbrauwen, deze sectie is normaal nog niet open, maar dan herinner ik me dat het labyrint 's nachts verandert. Deze sectie is nu geopend, ik zucht en hoop dat het de anderen zal lukken om te ontsnappen. De griever steekt zijn arm met mij erin uit en laat mij boven de afgrond bungelen. Ik begin tegen te stribbelen, maar het is vergeefse moeite, de grip rond mijn middel vermindert en ik voel hoe ik naar beneden glijd. Ik wilde los geraken, maar nu niet meer, de afgrond zag er zeer onplezierig uit. Tevergeefs probeer ik me nog vast te grijpen aan de arm van de griever, maar er hangt teveel slijm. Met een schreeuw val ik in de afgrond en verdwijn in een gat, die niet het grievergat was. Het is een ander gat, die we nog niet hadden ontdekt. Ik voel hoe een ijzige koelte over mijn lichaam heengaat, maar evensnel als het gekomen is, verdwijnt de koude weer. Ik plof neer op een zacht oppervlak, maar het is te donker en ik zie geen steek voor mijn ogen. Ik tast om mij heen en voel een zachte en gladde substantie, ik druk erin en het drukt gemakkelijk mee. Een supergroot kussen? Ik probeer mijzelf te verplaatsen, maar overal om me heen zijn er muren. In paniek tast ik rond maar de ruimte waarin ik me in bevind, is ongeveer even groot als een bed. Ik ben er bijna zeker van dat deze muren er daarnet niet waren. Zuchtend laat ik mij neervallen en het ligt verbazend goed. Ik wil niet in slaap vallen, maar ik voel me plots licht in mijn hoofd, mijn neus brandt. Het is net alsof ik iets giftigs insnuif. Een slaapgas? Of erger? Is dit hoe ze me willen laten sterven? Ik probeer me tegen de slaap te verzetten, maar het lukt niet. Ik sluit mijn ogen, misschien wel voor de laatste keer.

'Sonya, Sonya, Sonya.' klinkt het teleurgesteld in mijn oor. Mijn ogen vliegen open en mijn spieren spannen op, ik ben klaar om iemand direct aan te vallen, maar wanneer ik mijn armen en benen wil bewegen, merk ik dat ze zijn vastgesnoerd aan een bed. Ik kijk om me heen en kijk in een veel te bekend gezicht. Ryan. 'Ryan.' Hij lacht even. 'Dacht je nou echt dat je al kon sterven?' zegt hij en ik word bang van zijn toon. Ik had dus gelijk, hij is onderdeel van wicked. 'Ryan, hoe kan je dit ons aandoen? Hoe kon je dit mij aandoen?' vraag ik en mijn stem klinkt veel helderder dan dat ik mij voel. 'En jij denkt dat ik jou dat ga vertellen?' zegt hij en hij begint te lachen. 'Het is door je vader, of niet?' zeg ik. En zijn lachen vergaat snel. 'Dat gaat je niets aan.' zegt hij bruut. Ik doe mijn mond open om nog iets te zeggen, maar merk dan de spuit op die hij in zijn handen heeft. 'Dit gesprek heeft al te lang geduurd.' zegt Ryan en hij brengt de spuit tegen mijn arm. Ik voel een prik en zie hoe de vloeistof uit de spuit in mijn arm wordt gespoten. 'Nog veel plezier in het labyrint, Sonya, en denk eraan. Wicked is goed.' zegt hij en mijn ogen vallen dicht en alles wordt zwart.

Group B meets Group A (the maze runner)Where stories live. Discover now