Hoofdstuk 2.

911 41 1
                                    

'Sonya, opstaan.' Harriet staat in mijn oor te roepen. 'Jaaa, ik ben al wakker.' Met een geeuw stap ik uit mijn bed. Rachel is bezig met haar nieuwe schoenen vast te gespen, juist, vandaag gaat ze mee in het labyrint met Olive. Olive is een van de lopers die dagelijks het labyrint ingaan om een uitweg te vinden. Ik loop naar Rachel, ik geef haar een knuffel, er is altijd een kans dat ze niet terugkomt uit dat labyrint. 'Veel succes.' Ze kijkt me aan. 'Wil je de groeten doen aan Aris, van mij.' Ze trekt me naar buiten, zodat we alleen zijn. 'Wil je dit aan hem geven, als ik niet terugkom.' Ze drukte een ketting in mijn handen, het enigste wat ze mee had gehad toen ze aankwam in de box. 'Tuurlijk. Hij betekent veel voor je, niet?' Ze knikt, er glinsteren tranen in haar ogen, het is zo te zien moeilijk voor haar om de korf te verlaten. Om Aris te verlaten. 'He, het komt wel goed.' Ik geef haar nog een knuffel en dan loopt ze weg naar de oostmuur, waar Olive al op haar staat te wachten. De deuren gaan piepend open, en de lopers vertrekken. Vandaag zijn Harriet en ik de baas, ik ben blij dat ik niet alleen ben. 

Ik loop naar de jongenskamer, Harriet is de rest gaan wakker maken. De deur maakt een piepend geluid als ik binnenkom, Aris ligt met zijn rug naar me toe. Ik loop naar de nieuwe jongen, hij ziet er schattig uit als hij slaapt. Er ligt een lok van zijn haar over zijn voorhoofd, ik veeg het zachtjes naar achteren; ik ga weer rechtstaan en doe mijn mond open, luid roep ik 'Opstaan!.' Geschrokken springt Aris recht, hij kijkt verward rond zich. 'Goeiemorgen.' zegt hij, en loopt dan kreunend naar buiten. De nieuwe jongen is nog altijd niet wakker, ik verhef opnieuw mijn stem en roep 'Opstaan!'  Zijn ogen knipperen, hij rekt zich uit, en gaat recht gaan zitten. Dan ziet hij mij staan, hij lacht. 'Die bedden liggen heerlijk.' Ik knikte. 'Ik weet wat je bedoelt.' Lies kan de beste bedden maken, ze doet niets liever, waardoor iedereen een goede nachtrust had. 'Kom op, opstaan jij.' Hij staat direct recht. 'Oke, kapitein.' Ik rol met mijn ogen en lach. 'Kom grapjas, we gaan ontbijten.'

Sara is onze kok, ze kan superlekker koken, we noemen haar Mix, omdat ze vanalles met elkaar kan mixen, en toch blijft het overheerlijk. 'Hey, Mix,' ik loop de keuken binnen; er staat een bord met pannenkoeken klaar, ik leg er een paar op een apart bord en steek het in de microgolf. De nieuwe jongen staat achter mij. 'Hallo.' De jongen kijkt naar Mix, die nog niet heeft opgekeken van haar werk. 'Hallo' zegt Mix, zonder op te kijken, de microgolf piept, ik pak de pannenkoeken en loop naar buiten. 'Kom,' ik maak een wuivend gebaar naar de jongen. Ik ga aan een tafel gaan zitten, de meesten zijn al klaar met ontbijten, dus we zijn alleen in de eetzaal. Hij gaat tegenover me gaan zitten. Ik smijt een pannenkoek op zijn bord. 'Ik hoop dat je het lust.' Hij knikt. 'Ik denk van wel.' Hij neemt een hap en zijn ogen stralen. 'Overheerlijk.' Ik lach, iedereen reageerde hetzelfde als ze voor het eerst Mix'eten proeven. 'Ik weet het, Mix kan fantastisch koken.' Hij reageert niet, het is net of hij mij niet hoort, hij kijkt afwezig naar zijn bord. 'Is er iets?' vraag ik. 'Mijn naam, ik weet mijn naam.' Dat is vroeger dan normaal. 'Wat is je naam dan.' Hij kijkt me recht in mijn ogen, mijn hart maakt een sprongetje. 'Ryan.' Ryan, hij ziet er wel uit als een Ryan. 'Eet maar snel op, Ryan, we zijn al te laat.' Hij kijkt me verward aan. 'Te laat voor wat.' 'Voor je werk, vandaag gaan we uitvinden wat je goed kan, zodat je hier niet nutteloos zit te zitten. Iedereen heeft hier zijn eigen taak.' Hij fronst zijn wenkbrauwen. 'Wat is jouw taak?' Ik lach. 'Ik ben één van de leiders, wij lossen de problemen op, zorgen ervoor dat iedereen zijn werk doet, en helpen waar nodig.' Hij schuift heen en weer op zijn stoel. 'Wie zijn de andere leiders?' 'Harriet en Rachel.' Ik denk aan Rachel, die nu ergens rondloopt in het labyrint. Ik schrok de laatste restjes van mijn ontbijt binnen. Ik pak mijn bord op en loop terug naar de keuken, waar ik mijn bord bij de rest van de afwas zet. De kuisers zullen dat dan nog afwassen. Ryan volgt mijn voorbeeld.

Samen lopen we naar buiten, het valt me op dat hij veel groter is dan mij. Ik ben één van de kleinsten hier maar normaal komt mijn kruin wel tot op de hoogte van de neus van een ander, bij Ryan kom ik net tot aan zijn schouders. Ik zou perfect passen onder het kuiltje van zijn oksel. Ik duw die gedachte snel weg, we lopen naar het werkhok. Lies is aan het werk, maar als ze ons ziet aankomen laat ze de plank die ze aan het zagen was direct vallen, en komt ze naar ons toe. 'We zullen er direct invliegen, groentje, zie je die planken daar, ik wil dat je een kruk maakt, je hebt een uur, dus begin maar snel.' Zo was Lies altijd, ze zegt altijd direct waar het op staat, geen introductiepraatje, bij haar moet je direct beginnen. Ryan loopt naar de planken, twijfelend pakt hij er enkele op en loopt dan naar een werkbank. Hij neemt een zaag en begint te zagen. Ik zie direct dan zijn hand verkeerd ligt, wanneer hij verder blijft zagen zal hij zijn hand doorzagen. Lies ziet het ook. 'Stop maar, ik heb genoeg gezien, je bent geen bouwer.' Verward kijkt hij op, hij loopt terug naar mij. 'Tot vanavond' zeg ik tegen Lies, ze zwaait ons na. 'Nog veel geluk met het groentje.' Ryan komt naast me lopen. 'Wat deed ik verkeerd?' Ik lachte. 'Je hand.' 'Mijn hand?' vroeg hij. 'Ja, je hand, je ging hem eraf zagen als Lies je niet gestopt had.' 'O' zegt hij beschaamd. Ik duw hem. Ik krijg een duw terug. 

De rest van de dag, verprutst Ryan alles, hij kan niet koken, hij kan niet overweg met dieren, hij kan ze ook niet slachten, hij kan zelfs niet kuisen. Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die nergens goed voor is. We lopen naar het bos, ik was van plan om hem de boomhut te laten zien, maar toen zag ik dat Aris daar stond, kijkend naar de oostmuur, hij wacht op Rachel. Ik wil hem niet storen, dus laat ik me neer vallen tegen een boom. Ryan komt naast me zitten. 'Ik ben dus een echte nietsnut.' Ik kijk hem aan. Zijn gezicht gloeit op in de ondergaande zon. Zijn haar ziet er donkerder uit dan anders. Hij is prachtig. 'Nee, dat ben je niet, we hebben gewoon nog niet gevonden waar je goed in bent, dat komt wel.' Hij kijkt me aan. 'Misschien kan ik ook een leider worden net als jij, dan zijn we vaker samen.' Ik bloos. 'Dat kan niet, er zou nooit op je gestemd worden, en je weet nog niet hoe het hier werkt, ik en de rest zitten hier al een paar jaar, Rachel misschien niet, maar zij is een geboren leider.' Hij liet zijn hand op de grond glijden, net naast de mijne. 'Hoelang?' Ik keek hem vragend aan. 'Hoelang zit je hier al gevangen?' Ik zuchtte. 'Vier jaar, ik was de tweede die hier aankwam, net na Harriet.' Hij kijkt me vol medelijden aan. Vier jaar is lang, dat weet hij ook. Ik begin te vertellen. 'Toen ik hier aankwam, was alleen Harriet hier, ze was blij om te zien dat ze niet alleen hier vastzat, ik weet niet hoe verschrikkelijk het geweest moet zijn om hier een maand alleen te zitten. We bouwden een hut, met de planken die met mij mee waren gekomen.' Ik wijs naar de leidershut. 'Hij staat er nog steeds.' Hij pakt mijn hand vast, ik schrik, maar ik trek hem niet los. 'Ik ben bang, bang dat we hier nooit meer wegkomen.' Ik had dat nog nooit gezegd tegen iemand, zelfs niet tegen Harriet, die mijn beste vriendin is. Hij geeft een kneepje in mijn hand. 'Ik ben hier misschien nog maar een dag, maar we zullen hier weggeraken. Dat ben ik zeker.' Ik glimlach, ik wil hem wel geloven, maar het is zo moeilijk, die hoop was al lang geleden vervlogen. We schrikken op, de lopers komen binnengelopen, een paar bomen naast de onze komt Aris naar beneden, hij loopt direct naar de oostmuur, naar Rachel. Ik sta op. 'Tijd voor het avondeten.' Mijn hand tintelt nog na.

Group B meets Group A (the maze runner)Where stories live. Discover now