Hoofdstuk 7.

593 41 0
                                    

Mijn besef van tijd is weg, we zitten nu al een tijdje in het donker, we weten alletwee niet wat we moeten doen. Plotseling horen we iets knetteren boven ons. 'Wat is dat?' vraag ik zachtjes aan Ryan. 'Ik weet het niet.' Dan gaan er lichten aan, mijn ogen worden verblind door het plotselinge licht. Ik knijp mijn ogen toe, beetje bij beetje doe ik ze weer open, zodat mijn ogen aan het licht kunnen wennen. Er waren tl-buizen boven onze hoofden aangesprongen, dat verklaarde het geluid. Ik kijk om me heen. Aan de ene kant is er een massieve deur, dat was de doorgang naar het labyrint. Aan de andere kant zie ik een lange gang, met een lange rij tl-buizen aan het plafond die een voor een aansprongen. Ik loop naar de muur. Ik zoek naar een of andere knop, waardoor we misschien zouden terugkunnen naar de korf, Harriet en de rest denken waarschijnlijk dat we dood zijn, ik vind niks, geen knop, geen klink, niks, ik voel een steek in mijn hart, we kunnen onmogelijk terug. Ryan komt naast me staan. 'We kunnen niet meer terug.' Hij bevestigt mijn gedachten. 'De anderen, ze zullen denken dat we dood zijn.' Hij geeft me een knuffel. 'Sttt, gelukkig hebben we elkaar nog.' Dat is waar, het zou erger geweest zijn als ik hier helemaal in mijn eentje zou gezeten hebben. 'Er zit maar een iets op om te doen.' Ik begin te wandelen door de gang, Ryan pakt mijn hand en komt naast me lopen. 'Samen.' fluistert hij. 'Samen' fluister ik terug. 

Ik merk dat Ryan meer en meer begint te hinken, zijn voet kan het elk moment begeven, we zien nog altijd geen einde aan de gang. Ryan stort naast me neer. 'Kom op.' Ik trek zijn arm rond mijn schouder, zodat hij op mij kan steunen, zo strompelen we verder.

Ik begin het net op te geven als ik een einde zie, inderdaad, in de verte zie ik een muur. We verhogen ons tempo en waggelen ernaartoe. 

De muur is bijna identiek aan de anderen, maar hier is er wel een knop. Ik pak met mijn ene hand Ryans hand vast, mijn andere steek ik uit naar de knop. Ik kijk nog even naar Ryan, hij knikt bemoedigend. Ik duw op de knop, de muur schuift weg. 

Het lijkt precies op ons labyrint. Voorzichtig lopen we erin, het is dag, dat betekent dat er geen grievers zijn, toch? Ik weet het niet zeker. Vanaf dat we beiden in het nieuwe labyrint staan, schuift de muur weer dicht, mooi we zitten weer opgesloten. Ik leun tegen de muur, we kunnen weeral niet terug. De vermoeidheid slaat toe en ik schuif omlaag, ik plof neer op de grond. Ryan komt naast me zitten. 'Hoe is je voet?' 'Gezwollen.' 'Je mag je schoen niet uitdoen, anders krijg je hem nooit meer aan.' 'Weet ik.' Ik leg mijn hoofd op zijn schouder, ik val in slaap, ook al kan het hier gevaarlijk zijn, ik ben doodop.

'Hé, wakker worden!' roept een stem. Ik schrik wakker, eventjes ben ik gedesoriënteerd, waar ben ik? Er staan twee jongens voor ons, een aziatische jongen en een jongen met zwart haar en bruine ogen. Ryan schrikt naast me ook wakker. 'Wie zijn jullie?' vraagt hij. De aziatische jongen antwoordt. 'Wie zijn jullie?' Ik zucht, serieus? Een vraag met een vraag beantwoorden. Die jongen deed me aan Olive denken. 'Ik ben Sonya, dit is Ryan.' De onbekende jongens kijken elkaar aan. 'Minho' zei de aziatische jongen, 'Thomas' zei de andere.

'Wat doen jullie hier?' vraagt Minho. 'Lang verhaal.' Ryan klinkt argwanend. Hij vertrouwt die gasten niet, net als ik, maar als ze ons kwaad wilden doen, hadden ze dat kunnen doen terwijl we sliepen. 'Waar zijn we?' vraag ik. 'In een labyrint.' antwoordt Thomas. Een tweede labyrint? Hoe was dat mogelijk? 'We moeten vertrekken, gaan jullie mee?' vraagt Thomas. Ik kijk naar Ryan, hij kijkt op hetzelfde moment naar mij, we kunnen niets anders dan deze jongens vertrouwen. 'Oke'. Ik sta recht en help Ryan overeind. Thomas en Minho beginnen te lopen. Ik loop achter hen aan, maar merk dat Ryan niet mee kan. 'Wacht!' De twee jongens stoppen en draaien zich om. Ik laat Ryan weer op me leunen, maar we gaan traag vooruit. Minho en Thomas komen op ons afgelopen. 'Laat ons maar.' zegt Minho. Ze tillen samen Ryan op en beginnen te lopen. Ik zie dat Ryan pijn heeft, veel pijn. Snel sprint ik achter hen aan.

We komen aan bij een opening, dit labyrint lijkt precies op het andere, raar. Die opening, de korf denk ik direct, Harriet en Rachel en Aris zijn daar binnen. Snel trek ik een sprintje. Eenmaal binnen denk ik nog steeds dat we terug zijn, maar ik herken niemand, waar is de leidershut? en de boomhut? Fronsend kijk ik om me heen. Dit is de korf niet, besef ik triest. Het gevoel van euforie verdwijnt evensnel als het gekomen was. Minho en Thomas komen naast me staan. Ze zetten Ryan neer. Er komt een jongen op ons af gelopen, hij heeft een donkere huidskleur. 'Wie zijn dat?' vraagt hij aan Minho. 'Wel Alby, dit zijn Sonya en Ryan, we hebben ze in het labyrint gevonden.' Alby bestudeert ons van top tot teen. 'Wat komen jullie hier doen?' Ik zucht. 'Ik zal het wel vertellen, maar eerst moet Ryan geholpen worden.' Ryan hangt met zijn volle gewicht aan mij, de pijn is verergert, hij is nog maar half bij bewustzijn. 'We brengen hem naar Clint en Jef, maar dan moet jij alles vertellen.' Ik knik, blij dat Ryan hulp zal krijgen.

Group B meets Group A (the maze runner)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu