1.0: Onbekende gronden

1.5K 60 23
                                    

Ongemakkelijk luidruchtig verplaatst het vervoermiddel onder me zich over de stalen baan. Geen idee hoe dit ding noemt. De man voor me noemde het een 'Zug'. In ieder geval maakt het te veel lawaai, is het groot en oncomfortabel en rijdt het bovendien op een dunne baan waar je makkelijk van af kan geraken. Die gedachte beangstigd me. Buiten verschijnen er steeds meer en meer hoge bomen. Hetgeen waar ik naar toe ga ligt vast afgelegen, met al dat eindeloze bos zonder huizen. Toch zou het prachtig moeten zijn. Een prachtig kasteel, een groot landschap, een woest bos. Langzaam dringt het tot me door. Ze brengen me naar de bloedzuigers. De vampiers. Om de twee jaar moeten geselecteerde dorpen één iemand afstaan. Die persoon wordt dan de 'Comes' van een vampier, letterlijk vertaald door mezelf, de levende bloedzak. Iedereen weet dat de jongeren die moeten gaan, nooit meer terugkomen. Ook weten de meeste mensen in mijn dorp wat over deze bloedzuigers, maar ik niet. Het was niet de bedoeling dat ik zou gaan, stom toeval! Sommige jonkvrouwen willen gaan om van de ellende af te zijn. Zij leren over deze onmenselijke wezens in school. Ik weet niets over ze. Als het over zo'n onderwerp ging, spijbelde ik. Versta me niet verkeerd - ik ging graag naar de dorpsschool. Ik houd ervan om bij te leren en erachter te komen hoe dingen werken, maar leren over demonen? Dan werkte ik liever wat langer op het veld zodat de oogst zeker niet ging mislukken en mijn familie eens een keer genoeg eten had.

Een breedgebouwde man met een ongevoelige blik in zijn ogen komt op me af met een stuk perkament en een cilindervormig voorwerp.

"Vul dit even in wil je." Onder de indruk van zijn gestalte knik ik en kijk ik naar het stuk papier.

"Je hebt me nog geen inkt gegeven."

"Die heb je niet nodig." Verbaasd knik ik opnieuw en staar naar het ding. Nieuwsgierig zet ik snel de nep-veer op het papier en probeer ik uit of het echt geen inkt nodig heeft. Zoals gezegd, de vervanger van de veer schrijft alles netjes op in mijn kattengeschrift. Ik heb nooit veel geschreven, alleen op school tot mijn twaalfde en daarna heb ik mijn drie zusjes geholpen met hun schooloefeningen. Nog erger en luider dan het al was schokt de blijkbare 'Zug' tot stilstand. Krakend gaat de zware deur voor me open en het felle zonlicht schijnt in mijn ogen terwijl ik mijn verstarde lichaam probeer te kalmeren. Het ding is maar gestopt.

"Stap in." Ik knipper een paar keer verwoed door het invallende zonlicht. Als mijn trage ogen eindelijk gewend zijn aan het zonlicht zie ik het. Voor me staat een koets die getrokken wordt door een elegant zwart paard. Iets totaal anders als onze brede werkpaarden. Verlegen en ongemakkelijk volg ik de brede man en neem ik plaats in de koets. Het is iets minder aangenaam als het ijzeren voertuig van daarnet, maar de bewegingen en het geluid van de paarden kalmeert me, verassend genoeg. Naarmate de koets verder rijdt wordt het steeds donkerder door de hoge bomen die met hun takken deze houten kist overschaduwen. We komen op een glad stenen pad uit. Langzaam vertragen we en als ik een blik werp door het kleine raampje zie ik hetgeen dat iedereen vreest. Mensen zijn niet bang van het huis, maar van de bewoners. Voor me staat een prachtig huis. Het lijkt wel een kasteel, zo verschrikkelijk groot. Het heeft 3 hoge torens en een balkon aan de voorzijde. De stenen zijn oud en geven het kasteel een magisch karakter. Het lijkt wel oneindig hoog en ik wil niet weten hoeveel trappen er zijn. De gedachte dat er snel bloed uit mijn lichaam gezogen zal worden druk ik weg. Het maakt me alleen maar bang en angstig, en dat kan ik echt niet gebruiken nu. Op de gevel van het landhuis staat in grote krulletters 'Sangis Solidatae'. Ergens heb ik een voorgevoel dat de betekenis van dat niet het enige raadsel gaat worden...

****

Hoe meer ik naar de werkende man naast me kijk, hoe sneller er een angstig gevoel door mijn lichaam verspreid wordt. Het is als een zware druk op mijn borstkas die het me bemoeilijkt om normaal te ademen. De man staart strak met levenloze ogen voor zich uit en leidt mij zonder enige problemen door het kasteel. Niet enkel vanbuiten is het zo prachtig... Vanbinnen is het nog overweldigender. De gordijnen zijn geen simpele keuken handdoeken. Ze zijn van een raar soort stof en lijken wel zeker 3 meter lang door het hoge plafond met de oude lusters. Alles heeft een bepaalde sfeer. Niet echt de huiselijke gezellige sfeer die in het krottenhuisje van mijn moeder hing. Eerder een zware sfeer. Alsof het landgoed ooit gebloed heeft en de wonde niet goed wil genezen.

Mijn eeuwige zonde - Larry Stylinson (vampier)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu