24.1: Confuus

550 31 0
                                    

Ik zucht gefrustreerd, mijn gedachten houden me maar bezig dat ik zo overhit geraak van mezelf. Enkel de slapende Harry zorgt nog voor afkoeling. Zijn volle lippen zijn uit elkaar geweken en een strook maanlicht brengt de lange reeks aan littekens in de schijnwerpers. Je kan wel doen alsof je perfect bent, maar uiteindelijk komt de waarheid toch boven drijven. Mijn vingers volgen de contouren voorzichtig, Harry zucht. Alle mogelijke slechte gedachten laten me niet los. Ze blijven me frustreren en tot het uiterste drijven. De dood. Mijn dood, die van Lottie, die van de personen beneden... De bedreiging, toekomst... De irritatie stapelt zich zodanig op dat zelfs mijn gefrustreerde vermoeide lichaam niet meer kan blijven liggen. Voorzichtig haal ik Harry's sterke armen van me af en ga ik voor het raam staan, in het maanlicht. Het is voor heel de wereld zichtbaar, en toch is er maar 1 maan. Fascinerend. Op een of andere manier kalmeert het me wel allemaal. Voor even ben ik afgeleid van de waangedachten. Ik weet niet waarom ik eerder een avondpersoon dan een ochtendmens ben. Volgens mij kan het nachtleven zo interessant zijn, maar we slapen er gewoon door. Niet eens proberend of het niet beter is dan de dag.
"Louis..." Een hese rauwe stem mompelt zacht mijn naam. Ik draai me om en merk dat Harry zijn mooie ogen open heeft gedaan. Nieuwsgierig houdt hij mijn blik vast.
"He Har." De littekens weerkaatsen nog steeds maar ik probeer het te negeren als hij zich op zijn zij legt en zijn arm smekend naar me uitstrekt.
"Kom terug bij me liggen." Voor even is het doodstil. Daarna vult het geluid van bewegende gordijnen de kamer. Traag beweeg ik me richting de vampier keizer. Hij is overduidelijk nog uitgeput. Glimlachend nestel ik me tegen hem aan. Ik voel me echter mentaal te wakker om te gaan slapen.
"Ik kan niet slapen." Afleidend speelt mijn hand met zijn krullen.
"Ik begrijp het. Toch zou je moeten slapen."
"De nacht fascineert me, en de gedachten overmeesteren me." Ik slik en verberg mijn hoofd in zijn nek, maar hij duwt me terug zodat hij me kan aankijken. Een vinger bevindt zich dwingend onder mijn kin. Ik kijk hem enkel smekend aan en verwijder die vinger.
"Laat je niet bang maken mijn dappere Louis."
"Ik ben niet bang voor het lot van mezelf, maar voor de toekomst van anderen." Harry's blik betrekt meteen, ik kan beter niet zo'n droevige dingen tegen hem vertellen, hij heeft al met genoeg te maken. "Sorry, ik moet je hier niet mee lastig vallen." Hij fronst. De grip rond mijn middel wordt van ondoorbreekbaar steen. Niet om me pijn te doen of om me te intimideren. Nee, om me te beschermen en omdat hij zich ergert.
"Je bent mijn vriend Louis, de mijne. Je moet me hier zelfs mee lastig vallen. Je mag me wakker maken, weet je." Zijn stem is diep en maakt veel indruk door de serieuze toon die erin zit; je kan niet anders dan hem geloven.
"Dat weet ik, maar je kan er weinig aan doen."
"Ik kan altijd proberen." Zijn snelle antwoord verraadt hoe hij zich echt voelt, gekwetst. Zijn vertrouwen geschaad.
"He." Ik laat mijn vinger over zijn gezicht glijden en kus de frons zachtjes weg, proberend om, om vergiffenis te vragen. "Ik bedoel het niet zo. Jij bent de enigste." Het duurt even, maar onder mijn blik knikt hij dan toch traag en verstrakt hij zijn greep nog erger. Ik negeer de druk en kruip dichter tegen hem aan om het te compenseren. Hij is bang om me te verliezen, daarom doet hij het. "Ik verlaat je niet Beer, ik ben helemaal jouw lammetje." Ik kus hem zachtjes. Opnieuw duurt het even voordat hij reageert, zijn lichaam is koud en hard, maar ik probeer het met zijn geest terug menselijk te maken.
"Beren eten vis idioot." Hij glimlacht lichtjes en slaat dan zijn ogen neer.
"Wel, een vis wil ik nu ook niet zijn. Eerder iets stoer."
"Jij, stoer?" Zijn ogen kijken me geamuseerd aan als ik hem een slag tegen zijn onbewogen schouder geef.
"Daag me niet uit, keizer. " Hij grijnst enkel en kust me zachtjes bij mijn slaap.
"Zeker niet. Je bent eerder een ezel. Een harde werker en verdomd koppig."
"Dat klinkt alsof je me gebruikt zo. Het is geen fijn dier om mee vergeleken te worden."
"Daarom juist. Iedereen vergeet hoe de ezel zich voelt en vergeet het harde werk."
"Behalve de Beer."
"Behalve de Beer, precies." Ik glimlach en nestel me terug tegen zijn borstkas aan. De sterke grip op mijn onderrug houd ik niet lang vol, en hij is zo lief bezig. Ik weet niet waar die mooie woorden soms vandaan komen maar...God sta me bij als hij dat doet. Ik kus zijn borstkas liefkozend en verstrengel mijn korte benen met de zijne.
"Ik ben blij dat jij mijn Beer bent, Harry."

Mijn eeuwige zonde - Larry Stylinson (vampier)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu