33.2: Bevestiging

224 15 1
                                    

Even zwijgen we, maar de ongemakkelijkheid verdwijnt al snel wanneer hij mijn hand vastneemt en de rug ervan kust. Ik geef hem een kneepje erin, dankbaar. "Vertrekken we nu wel?" Har knikt maar houdt mijn hand nog steeds vast.
"Ik haal de spullen even." Voordat ik nog maar kan reageren is hij al weg getoverd. Nieuwsgierig kijk ik naar boven, maar een oog blink later en hij staat al weer voor mijn voeten. Niet normaal die jongen.
"Even, dat is niet even." Beer grijnst en draagt de koffers naar buiten. Het schemert maar daar lijkt hij geen probleem mee te hebben. "Heb je al gedronken?" Mijn vraag komt er enorm onschuldig uit. Hars krullen veren vrolijk op en neer.
"Daarnet snel. Normaal is het zeker voldoende, maar als ik lange tijd bij mensen zit..." De onzekerheid weerkaatst in die groene ogen. Ik glimlach kort en stap alvast in de koets.
"En anders heb je je reservezak bij." Had ik dat moeten zeggen? Ja, hij moet het weten. Schaamteloos en hoogstwaarschijnlijk ook beschermend dominant trekt Beer me dicht tegen zich aan. Zijn lichaam is koud, maar het mijne deze keer ook. Het kost me moeite om te ontspannen en niet beginnen te bibberen, ook al lig ik zo fijn tegen Har aan.
"Je hebt het koud." Zijn stem fluistert liefjes ergens bij mijn slaap. Ik voel hem ademhalen, maar wacht zijn verdere reactie af. Als die te lang duurt voor een mens, dus ook voor een vampier, reageer ik zelf.
"Iets waar we nu niet veel aan kunnen doen, wel?" Het is even stil buiten het hoefgetrappel van de paarden. De zon is langzaam onder aan het gaan. We hebben wel licht nodig om te reizen, in de koets zelf is het al best donker.
"Zonder magie niet nee. Als je dat nu gebruikt weten anderen waar we zitten; niet doen dus." Ik knik en duw me dichter tegen hem aan, ook al heeft het geen nut. Hij kust mijn kruin zacht. "Ik vroeg me af of je liever bij jouw thuis zou slapen?" Ik kijk op, mijn lichaam meteen aangespannen door het idee.
"Enorm graag." Hij knikt en haalt zijn hand herhaaldelijke keren door mijn haar. Het is altijd super aangenaam als hij rekening met me houdt, ondanks dat ik 'slechts' zijn bloedzak ben.
"Dan zorgen we daarvoor." Ik glimlach en kus zijn handpalm, de makkelijkst bereikbare plaats voor me. Hij is ook zo groot soms. Mijn ogen willen toezakken dus probeer ik op het landschap te letten.
"Rune is toch niet boos, he?" Ik frons nadenkend. Goed gezind was ze ook niet echt. Hars hand streelt bemoedigend over mijn stramme spieren, warmte creërend.
"Ze weet hoe jij het bedoelde en dat dat het juiste was." Twijfelachtig zucht ik.
"Wat wij juist vinden kan voor haar heel fout zijn en omgekeerd. Misschien doen wij voor sommigen enkel slechte dingen terwijl we het goed bedoelen."
"Heel zeker." Zijn diepe stem maakt het zelfs lichtjes angstaanjagend en doet me iets oppervlakkiger adem halen. "De oude mensen van de Raad vonden het absoluut niet fijn. Goed doen voor iedereen gaat gewoon niet." Dat heb ik al vaak gemerkt ja. Ik zeg niks en leun slaperig tegen hem aan. Het schommelen van de koets maakt me rustig en probleemloos. Mijn hersenen weigeren te werken. Enkel mijn gelukzalige gevoelens komen door met voordat ik in slaap val.

***

Een harde schok doet me kreunen en de persoon naast me steviger vastgrijpen. Waar was dat voor nodig? Har vloekt zachtjes waarna hij even geruststellend over mijn rug streelt en zachtjes hees fluistert: "We zijn er bijna." Het is veel donkerder geworden, maar je kan het nog net veilig noemen.
"Bij jouw plaats of de mijne?" Har glimlacht kort en antwoordt dan.
"Jouw thuis." Ik glimlach ongemakkelijk, en kijk de man eerlijk aan.
"Ik weet niet meer wat mijn thuis is. Wel wie belangrijk voor me is en bij wie ik dus wil zijn." Hij kust teder mijn voorhoofd, maar ik wil zijn reactie zien. Daarom deed hij het waarschijnlijk ook, om zichzelf tijd te geven om gepast te antwoorden.
"Dat is misschien zelfs beter dan maar één thuis hebben." Wantrouwig kijk ik hem aan.
"Jij bent bij mij ook welkom, dat weet je toch hé?" Soms is hij zo onzeker als het over mijn familie en hem daar gaat. Volgens mij houdt hij nog steeds niet van veel mensen rond hem, hoe gecontroleerd hij ook kan zijn. Een hongergevoel is absoluut niet aangenaam, dat heb ik vaak genoeg ervaren.
"Dankje." Zijn bosgroene ogen scannen onzeker de omgeving af doorheen het kleine raampje. Hoogstwaarschijnlijk wordt hij gebombardeerd met geuren en geluiden. "We zijn er bijna." Ik knik en knijp zachtjes in zijn hand. Hars lichaamshouding is zo vreselijk gespannen en hard van op te letten. Morgen komt er ook pas versterking-bescherming, voor zover ik weet toch. Hem dadelijk buiten zoenen voor een half door het raam glurend dorp lijkt me niet acceptabel. Ik ga op zoek naar oogcontact, zijn aandacht.
"Zullen we nu al afscheid nemen?" De woorden lijken Beer nog meer in tweestrijd te brengen, de frons wordt dieper. Veel emoties kan ik niet zien in het halfduister. Wat ik wel zeker weet is dat zijn grip rond mij alleen maar verstrakt. Beseft hij dat ik als mens in tegenstelling tot hem wel lucht nodig heb om te kunnen leven? "Har?" Hij richt zich terug tot mij, een diepe en hese stem klinkt pijnlijk.
"Ik laat je niet graag alleen achter terwijl ik veel verder zit." Angstig voor een plotseling onverwachte aanval, ik merk het in zijn onrust.
"Hé," ik glimlach even geruststellend, "je kan altijd even naar de heer gaan en dan toch bij mij slapen. Dat is geen probleem, dat weet je toch?" Zijn frons wordt dieper, hij denkt er dus echt over na. Het is ook een goed voorstel, al zeg ik het zelf. Mijn hand wrijft geruststellend over de zijne.
"Ik denk erover na. Jouw niet kunnen horen of ruiken maakt me doodongerust. De gedachte alleen al." Hij slikt kort, zijn ogen schieten haastig het duister in, nog steeds even gehaast. Zachtjes kus ik zijn kaak, als hij naar me kijkt ga ik verder en zoen ik ook teder zijn lippen. Hij reageert traag, zich niet volledig op mij concentrerend. Even dominant duw ik me tegen hem aan. Een liefdevolle echte reactie van hem vult me met een tevreden gevoel waardoor ik terug netjes iets verder van hem ga zitten, hij bekijkt me met wanhoop in die jonge ogen.
"Beer, toch. Ik ga niet dood hé, ik kan mezelf beschermen." En hopelijk ook anderen, dat is het gevaar en dat weet hij even goed als mij. Hij glimlacht kort en knikt, het duidelijk niet eens met me.
"Ik denk dat ik vanavond laat toch nog even langs kom. Als je wakker wordt ben ik er." Zijn lichaam is nog steeds gespannen en koud. Net als zijn emoties die allemaal in die groene ogen verborgen zitten. Dit is echt een marteling voor hem, wat doe ik hem aan?
"Dankje voor alles Har." Hij glimlacht gemeend en kust zachtjes mijn slaap waarna zijn grip me loslaat en de koets tot stilstand komt, we zijn er.

Mijn eeuwige zonde - Larry Stylinson (vampier)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu