hoofdstuk 38

2.8K 142 8
                                    

(Brooke)

Ik ben bijna bij het gebouw waar hun altijd staan. Het ruikt hier echt vreselijk. Dat weet ik wel. Wat zou Cole nu doen? Een plan verzinnen om mij te pakken te krijgen? Een plan om mij voor hem te laten vallen? Zou hij mij momenteel aan het zoeken zijn? Zorgen dat ik niet uit het beeld verlies? Misschien, maar het zal niet slim van hem zijn om mij te zoeken. Hij zal mij hier toch nooit komen zoeken. 

Hij denkt vast dat ik ergens op het strand zit te janken of zo in plaats van dat ik aan de verkeerde kant. Dat heeft zo wel zijn voordelen. Als hij mij niet kan vinden kan ik zorgen dat ik 'verdwijn' en plots weer op duik op straat 'toevallig'. Hij zal er dan alles aan doen om mij voor hem te laten vallen en zo kom ik bij zin vader terecht en hun basis. Ik kan het hart van binnen uit vernietigen en we beginnen bij de baas. 

Na een tijdje gelopen te hebben herken ik wat bekende gezichten. Als ik dichterbij kom merkt iemand mij op.

"Hey gasten. Wisten jullie dat er een chick zou komen?" Vraagt hij aan de rest. De rest draai zich nu ook nar mij om. Ik kijk hun aan. 

Herkennen ze mij niet meer? Ik herken hun nog uit duizenden, maar ik kan èèn persoon niet meer vinden. De persoon die ik nu het liefst zou willen zien. In zijn armen storten en de woorden willen horen dat alles goed komt en hij zal helpen, maar ik zie hem niet. Zou hij er gewoon niet zijn of is hij helemaal weg hier. 

"Wie ben jij?" Vraagt iemand uiteindelijk. 

"Herkennen jullie mij niet?" Vraag ik hen. 

"Nee er komt nooit een meisje voor een bestelling. Al moet ik zeggen dat jij er aardig hot uit ziet." Grijnst èèn van de mannen. 

"Wat een leuke begroeting voor iemand die je al jaren kent. Ik had beter verwacht." Zeg ik grinnikend.

 "Ik weet echt niet waar je het over hebt. Ben je hier voor een bestelling of wat?" Vraagt iemand ongeduldig. 

"Ik ben hier voor jullie." Zeg ik met een grijns.

 "Wat moet je van ons?" Vraagt hij met een zucht. Hij is inmiddels voor mij gaan staan.

Hij is wel heel erg gegroeid. Oké ik be gewoon niet zo lang gegroeid dan de vorige ontmoeting 2 jaar terug. Als ze mij toch niet herkennen kan ik net zo goed met hun een grap uit halen. Ik heb het hun ook niet zo makkelijk gemaakt. Ik draag een pruik. Mijn lenzen had ik al uit gedaan. Op zich zouden ze mij nu makkelijk kunnen herkennen. 

Ze zeiden altijd dat ik speciale ogen had. Ogen die van nature straalde als ik blij was en donker werden als ik woest was. Ze vonden het maar raar. Ik heb het nooit gezien. Ik zag aldoor gewoon het zelfde oog. Het oog dat grijs met een tintje blauw er bij. Het is eigenlijk zo licht blauw dat het bijna grijs lijkt. 

"Ik weet iets over jullie." zeg ik met een grijns.

 "Wat weet je over ons?" Vraagt hij ongeduldig.  

"Jullie zijn spionnen en betrappen drugs dealers en jullie zorgen er voor dat die achter slot en grendel komen." Zeg ik kalm en check mijn nagels alsof het niks is.

 "Hoe weet je dat?" Sist iemand.

 "Oh ik heb zo mijn mannetjes." Zeg ik simpel. 

Van binnen lach ik mij helemaal kapot. Ik moet ook moeite doen om het nu niet uit te lachen. Het is hilarisch hoe hun reageren. Alsof ze zojuist beroofd zijn va miljarden euros en willen weten wie de dader is. Zo ziet dit er ongeveer uit. Met èèn woord te beschrijven: hilarisch. 

Het is leuk om hun in de zeik te nemen. Vroeger deden ze dit altijd met mij. Het is alleen jammer dat er een gebalde persoon niet is. Hij zal mij gelijk herkennen en nu mee lachen als ik het niet meer hield. Hij zal mij helpen met mijn grap en zorgen dat het niet uit liep. 

Ik word plots tegen de muur gedrukt en ik kijk verbaasd op.

  Totaal niet bang. Ik weet dat hij niks doet. Ik ken hem langer dan vandaag. Cameron zou mij niks doen. Als ik èèn keer mijn naam zou zeggen zou hij mij gelijk anders behandelen. Hij is heel zacht aardig, maar als je hem boos hebt zou ik rennen voor mijn leven. 

"Hoe weet je dat!" Sist Cameron nu woester. 

"Daar heb ik toch al antwoord op gegeven?" Vraag ik eigenwijs. Ik word harder tegen de muur gedrukt.  

"Wie heeft je gestuurd?" Vraagt hij verder. 

"Ik heb mijzelf gestuurd. Gezellig he?" Vraag ik.

 "Er is geen tijd voor grapjes. Vertel mij wie je stuurt en wat je hier komt doen!" Sist hij.

 "Ik heb genoeg tijd en jij ook. Je bent pas 26 je hebt als het goed is nog lang te gaan. Zoals ik al eerder zei heb ik mijzelf gestuurd en wat ik hier kom doen? Ik kom mijn oude vrienden weer eens op zoeken." Zeg ik en een klein lachje siert mijn lippen. 

"Hoe weet jij zo veel van ons? Wat ben jij?" Vraagt hij verder.

 "Een robot." Zeg ik eigenwijs. Ik word harder tegen de muur gedrukt. Zijn hand omvat mijn kil. 

Oké op dit moment was ik blij geweest als hij er was om te zorgen dat dit goed afloopt. Ik heb zijn hulp nu eigenlijk wel nodig. Het loopt zo echt uit de hand. 

"Hey gasten ik moest even wat ophalen voor de volgende bestelling. Wat zijn jullie aan het doen?" Hoor ik een maar al te bekende stem. Cameron heeft nog steeds mijn keel vast en het begint lichtelijk pijn te doen. Ik pak zijn pols vast en zet mijn nagels er in. 

"Verdomme." Zegt Cameron boos. Cameron draait zich om en doet een stap op zij. Ik kan hem eindelijk zien. Hij kijkt mij aan en zijn ogen worden een beetje groter. 

"Brooke?" Vraagt hij vol verbazing. Ja hij herkent mij nog wel.  

"Blake!" Roep ik enthousiast. Ik ren op hem af en spring letterlijk in zijn amen. Blake draait een paar rondjes. Hij drukt zijn hoofd in mijn nek en ik doe precies hetzelfde bij hem. 

"Ik heb je zo erg gemist." Fluister hij. 

She is a spy? (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu